4e afd.
29 januari 1976
8
2. De in het eerste lid bedoelde gronden mogen overigens niet worden
bebouwd of door bebouwing worden overdekt.
3. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat voor tuin en erf
aangewezen gronden worden verhard ten behoeve van parkeerruimte
en opslagruimte.
Artikel 8 Verkeer
1. De op de kaart voor verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor
verkeerswegen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden, alsmede voor
de daarbij behorende bermstroken, taluds en beplantingen.
2. Op en boven deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd met de
bestemming verband houdende bouwwerken, die geen gebouwen zijn.
Artikel 9 Gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken
1. Het is verboden, de onbebouwde gronden of de bouwwerken binnen het
plangebied te gebruiken op een andere wijze of voor een ander doel
dan blijkens de bestemmingen en voorschriften kennenjk toelaat-
baar is of is aan te merken als een normaal bestanddeel van dat
kennelijk toelaatbare gebruik.
Dit verbod geldt niet indien en voorzover het în stnjd îs met
een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale
verordeni ng.
2. Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder strijdig gebruik in
ieder geval verstaan:
a. de opslag van bagger en grondspecie;
b. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte
werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en meuwe
bouwmaterialen, afvalpuin, zand, grind en brandstoffen;
c. de opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen
of onderdelen daarvan;
d. de plaatsing van toer- en sta-caravans, tenthuisjes en soortgelijke
verbl i jfsmiddelén,
tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakelijk zijn ter reali-
serinq van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebru-ik of die
zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten
gebruik ofwel indien het de plaatsing_van_één caravan_betreft op de
bij een woning behorende grond mits niet in de voortum.
3. Indien strikte toepassing van het verbod, vervat in lid 1, leidt
tot niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkmgen van
het meest doelmatige gebruik, verlenen burgemeester en wethouders
vrijstelling van dat verbod.
4. Een drinqende reden, die een beperking van het meest doelmatige ge-
bruik rechtvaardigt, is aanwezig indien door het voorgenomen andere
gebruik - gelet op de ligging van de grond of_het bouwwerk - het
qebruik van gronden en bouwwerken in de omgeving in ernstige mate
zal worden verstoord, dan wel anderszins op de gebruikswaarde van
deze gronden en bouwwerken in ernstige mate inbreuk zal worden_ge-
maakt en niet door het stellen van voorwaarden of op andere wijze
zodanige stoornis of inbreuk zal zijn te voorkomen.
-7-