4e afd.
30
Heemstede, 25 februari 1976.
Aan de Raad,
Naar aanleiding van het advies van de commissies voor openbare werken
en voor de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en de recreatie
met betrekking tot de ontwerp-verordening op de Welstandscommissie de-
len wij u - gehoord het advies van de desbetreffende werkgroep - het
voigende mede.
Tégen opneming in artikel 2 van de woorden "in ieder geval" tussen
"daarbij wordt" en "gelet op" hebben wij geen bezwaren.
Enige uitbreiding van het aantal in artikel 5 vermelde diploma's is
gewenst gebleken, terwijl ook naar ons oordeel het gebruik van afkor-
tingen-alleen minder juist is. Wij stellen u voor artikel 5, lid 1,
als volgt te redigeren:
"1. Tot architectleden en tot plaatsvervangend architectlid zijn be-
noembaar zij die als zelfstandig architect werkzaam zijn en in het be-
zit zljn van een der diploma's BI (Bouwkundig Ingenieur) of ETH (Eid-
genossische Technische Hochschule) of een gelijkwaardige buitenlan'dse
opleiding, HBO (Hoger Bouwkunst Onderricht), VBO (Voortgezet Bouwkunst
Onderricht) of het diploma van de Academie van Bouwkunst, dan wel het
diploma CI (Civiel Ingenieur) met civiele bouwkunde en tenslotte zij
die het kandidaatsexamen BI (Bouwkundig Ingenieur) hebben behaald en
gedurende vier jaar als architect werkzaam zijn geweest."
Door deze opsomming is de keuze beslist niet beperkt tot architecten
die aangesloten zijn bij de Bond van Nederlandse Architecten.
Tegen vervanging van "zelfstandig architect" door "praktiserend archi-
tect" hebben wij bezwaren. Wij achten het ongewenst dat benoembaar zijn
b.v.architecten die in dienst zijn van gemeenten of bouwondernemingen.
Het niet-herbenoembaar stellen in artikel 6, eerste lid, van een plaats
vervangend architectlid steunt op de overweging dat gedurende elke
twee-jaarlijkse periode êên architectlid zal aftreden; als regel zal
dan de plaatsvervanger voor benoeming tot lid in aanmerking komen (komt
hij niet in aanmerking, dan is het ook niet juist hem te handhaven als
plaatsvervangend lid).