30
26 februari 1976
inderdaad qua vakkennis en wat dies meer zij, de meest verkieslijke kan-
didaten zouden kunnen zijn, dan zou er aan de andere kant toch wel een
absoluut bezwaar zijn om deze mensen te benoemen vanv/ege hun directe
verbinding met de nabuurgemeenten. Als dus het woord "zelfstandig" uit
de verordeninq zou komen te vervallen, dan zou het college voor een
vrij pijnlijke afwijzing kunnen komen te staan, weik gevaar men nu
niet loopt, omdat het te enen male niet mogelijk is.
Sprekers fractie zal hier geen hangzaak van maken, maar acht het in ie-
der geval nuttig dit op te merken, zodat nen, als het in deze eventueel
tot een amendement komt, bij het uitbrengen van zijn stem ook met deze
overweging rekening kan houden.
Het geven van stemrecht aan de afgevaardigde uit de burgerij in de com-
missie is voor sprekers fractie niet acceptabelZij grondt die afwij-
zing onder meer op de overweging - die ook in de commissie naar voren
is gebracht - dat men zo'n leek dan zou opzadelen met een verantwoorde-
lijkheid die hij feitelijk door het gemis aan exacte vakkennis, niet
kan dragen. Door het leggen van de link van de burgerij naar de commis-
sie in de vorm van de adviserende burger is een voldoende waarborg ge-
schapen en voldoende tegemoet gekomen aan de gedachten die er dienaan-
gaande zijn.
De voorzitter merkt inzake de terminologie "goede plaatselijke be-
kendheid bezitten" op, dat het college na ampel beraad tot de konklu-
sie is gekomen dat hier met het woord "bezitten" de taal op de juiste
wijze is gebruikt om de bedoeling weer te geven.
De heer Jaqer is het daarmee eens. Er had anders moeten staan:
"goede plaatselijke bekendheid genieten". Men kan geen bekendheid be-
zitten.
De heer Van der Wal acht het nuttig als genotuleerd wordt dat met
deze uitdrukking bedoeld wordt dat tenminste één der drie architect-
leden plaatselijk qoed geörienteerd dient te zijn.
Wat betreft de kwestie van de zelfstandigheid van dé architect is de
heer Jager niet overtuigd door de wethouder. Hij ziet niet eens zo
veel bezwaren tegen de benoeming van een architect die werkzaam is
bij een nabuurgemeente. Iets anders is het natuurlijk als een archi-
tect werkzaam is bij een bouwondernemingdan kan men zich inderriaad
afvragen, hoewel dat ook niet in alle gevallen behoeft op te gaan, of
dat niet een gevaarlijke tendens zou zijn ten aanzien van de onafhan-
kelijkheid van deze man. Maar omdat spreker voorziet dat in de toe-
komst een steeds qroter aantal architecten niet meer zelfstandig zal
opereren, maar in loondienst zal gaan of in grote architectenbureaus
zal worden opgenomen, krijgt men moeilijke interpretatiekwesties over
het al dan niet zelfstandiq architect zijn. Daarom vindt hij dat het
formele vereiste, zoals dat nu in de verordening staat, moet verval-
len en dat men - er zit een kleine moeilijkheid in, dat is hij met
de heer Rücker eens - iedereen die solliciteert naar een dergelijke
vacature moet screenep of hij naar ons oordeel inderdaad benoembaar
is en of bij hem niet het gevaar optreedt waarvoor het college be-
vreesd is.
Spreker meent dus dat het begrip "zelfstandig" dient te vervallen.
Hij stelt dan ook namens zijn fractie voor het woord "zelfstandig" in
artikel 5, lid 1, te schrappen.
Ook op het punt van het adviserend lidmaatschap is spreker niet over-
tuigd door de wethouder. Het kernargument van de wethouder is dat hij