26 februari 1976
vindt dat men bij een volledig lidmaatschap van dit leken-lid - spreker
gelooft niet in dat leken-1idmaatschap, maar dat is dan een interpreta-
tie van vormen van deskundigheid waarin men misschien van mening kan
verschillen - dat lid zou opzadelen met een verantwoordelijkheid die
deze niet zou kunnen dragen. Spreker vindt dat een oneigenlijk argument.
Als men dat argument gebruikt, dan betekent het dat de raadsleden in
deze raad ook met verantwoordelijkheden zijn belast die zij niet kunnen
dragen omdat zij de deskundigheid op een aantal zaken bepaald niet be-
zitten. Iedere vergelijking gaat natuurlijk mank, maar spreker wijst
erop dat de raadsleden bijvoorbeeld in de commissie voor openbare werken
nogal zeer technisch op een aantal zaken plegen in te gaan, en dat oor-
deel wordt toch zeer zwaar gewogen. Hij vindt dat datzelfde ook moet
gelden voor het leken-lid in deze commissie. Het praktische argument van
de wethouder dat men rian vier leden heeft, zodat de stemmen kunnen sta-
ken, acht spreker geen wezenlijke zaak, omdat men hier te maken heeft
met een adviescommissie. Er behoeven geen besluiten te worden genomen;
deze commissie adviseert aan het college, en als de stemmen staken dan
ligt er eenvoudig een verdeeld advies aan het college, hetgeen spreker
geen bezwaar acht. Overigens geeft het college ook zelf de mogelijkheid
aan dat een minderheidsstandpunt - dat is dan een fifty-fifty-standDunt -
wordt medegedeeld aan het college. Spreker wi'l daarom namens zijn frac-
tie een voorstel indienen om in artikel 8, lid 3, in de tweede regel na
"a" toe te voegen "en b", en om artikel 8, lid 4, te wijzigen als volgt:
"het in het eerste lid van artikel 3 onder c qenoemde lid heeft een ad-
viserende stem".
De voorzi tter konstateert dat deze amendementen voldoende v;orden onder-
steund en dus ook onderwerp van beraadslaging kunnen uitmaken.
De heer Van der Wal vindt het prettig dat de wethouder heeft toegezegd
dat als daartoe aanleiding is, hij de voorzitter van de commissie zal
uitnodigen om een beeldend kunstenaar uit te nodigen, doch hij vindt dat
erg beperkt. Hij had gehooot dat de wethouder zou hebben toeaezegd dat
hij in de daarvoor in aanmerking komende zaken de voorzitter zou uitnodi-
gen zich door buitenstaanders te laten adviseren, waaronder eventueel een
beeldend kunstenaar kan zijn begrepen. Hij neemt aan dat dit zo bedoeld
is.
Ten aanzien van de zelfstandigheid van de architect meent spreker dat er
ongetwijfeld bezwaren kleven aan het laten vervallen van het woord "zelf-
standig". Anderzijds meent hij dat er minstens evenveel zo niet meer be-
zwaren kleven aan het laten staan van dat woord. Daarom deelt hij namens
de grootst mogelijke meerderheid van zijn fractie mede het amendement van
de heer Jager op dit punt te zullen steunen.
Ten aanzien van het adviserend leken-lid kan spreker zich persoonlijk ge-
heel vinden in de wijziging, zoals door het college naar aanleiding van
de gemaakte opmerkingen in de commissie overgenomen. Spreker vindt het
voldoende als dat lid de mogelijkheid heeft om zijn of haar visie ter
kennis van het college te brengen.
Wethouder Willemse blijft er veel moeite nee hebben het woord "zelf-
standig" te laten vervallen. Nu heeft de heer Jager wel gesteld dat het
aantal architecten dat zelfstandig werkt steeds kleiner wordt, doch men
mag niet vergeten dat wanneer het een associatie betreft of een maat-
schap, zoals men dat in de accountancy kent, natuurlijk wel de vorm van
zelfstandigheid blijft bestaan. Het gaat erom dat de welstandsconmissie
- het college staat daar achter - een architect wil hebben die zo volle-
dig mogelijk vrij staat van wie of wat dan ook.