13 april 1976
121
door de heer Baar toen deze stelde dat hij eigenlijk niet de bepaal-
de rol ziet die de commissies nu vervullen en die niet kunnen worden
overgenomen bij openbaar beraad, hiermede dus vertrouwen uitsprekend
dat de commissies openbaar vergaderend ook hun rol kunnen vervullen.
Spreker meent uit ervaring te kunnen stellen dat de standpunten in
de openbaarheid sterker "bevroren" situaties weergeven dan wanneer
men dat in een brainstormend stadium niet openbaar doet. Aparte
openbare vergaderingen naast die, waarin het brainstormingselement
overeind zou moeten worden gehouden, zou een schijnstruktuur zijn,
waar niemand een pleidooi voor zou willen houden.
Spreker wijst er nog op.dat indien het "v/aar mogelijk" door teveel
uitzonderingen wordt gevolgd, het doel van de voorstanders niet wordt
gediend. Van spreker persoonlijk hoeft men geen voorstel tegemoet te
zien dat hij vindt dat het experiment als zodanig voor de verkeers-
commissie zou moeten v/orden beëindigd. Iets anders is in hoeverremen
de verkeerscommissiesituatie op andere zou willen overbrengen. Met
vervanging van het woord "principe" door "waar mogelijk" is men er
niet helemaal uit. Men kan natuurlijk stellen dat de commissiesin
de huidige struktuur van onze gemeente hun rol hebben vervuld en dat
ze nu naar het museum moeten worden verwezen. Spreker vindt de func-
tionering nog te belangrijk in zijn huidige vorm.
Wethouder Sprangers zou het laten vallen van het "in principe in
het openbaar Taten vergaderen" betreuren, want hij vindt dat toch
wel een belangrijk punt. Het "waar mogelijk" geeft naar zijn gevoel
de mogelijkheid van verschillende interpretaties en hij zit enigs-
zins met de moeilijkheid van het bepalen waar dat mogelijk is. Met
de gedachte van het openbaar laten vergaderen van de raadscommissies
kan hij zich verenigen.
Bij wethouder Wi11emse rijst de vraag wie bepaalt wanneer een ver-
gadering wel of niet openbaar moet zijn. Overigens deelt hij medemet
zijn fractie te zullen meestemmen.
Wethouder Reeringh heeft bij de heer Baar, als hij hem goed heeft
beluisterd, tëch ook een zekere reserve menen te bespeuren, namelijk
dat er met de openbaarheid voorzichtig omgesprongen zal moeten wor-
den, zeker als men deze gaat uitbreiden. Hij vindt in dit verband de
vragen die de heren Willemse en Sprangers hebben gesteld heel rele-
vant, en vraagt zich ook af of men een bepaalde commissie als een
soort experiment er eens uit moet pikken om in beginsel openbaar te
vergaderen, wanneer dat zou moeten gebeuren, of dan alle vergaderin-
gen van die commissie openbaar zijn of dat aat afhangt van het onder-
werp. Daar zal men toch een regeling voor moeten treffen. Spreker
zou daarom graag, met name van de heer Baar die daar een uitvoerige
beschouwing aan heeft gewijd, een nadere precisering willen horen.
In dat verband gelooft spreker dat men enkele punten onder ogen moet
zien. In de eerste plaats is er het gevaar dat bij iemand thuis voor-
overleg plaatsvindt, zodat men toch zijn doel voorbij schiet.
Voorts merkt hij op dat de follow up van elke commissievergadering
in elk geval de openbare behandeling in de raad is, waar het aspect
van de democratie volledig aan zijn trekken komt.
De heer Baar zegt, inhakend op de laatste opmerking van de heer
Reeringh - de behandeling in de raad is eigenlijk de follow up van