14 apri1 1976 146 niet dat men dat moet betrekken bij het naar draagkracht heffen. De heer Jager acht dat in zoverre juist dat het in principe mogeiijk is, omdat dit in talloze andere gemeenten naar draagkracht wordt gehe- ven, maar dat bepleit hij nu niet. De heer Van der Wa1 zegt dat rnen wellicht een bepaalde sympathie voor het idee kan heîjiïen, maar hij meent dat de praktische uitvoerbaar- heid zover ligt van een redelijke verdeling dat men zelfs oo grond daar- van al niet daartoe zou kunnen overgaan. Wethouder Van Drooge brengt naar voren dat men natuurlijk altijd kan zeggen: "waar mogelijk zuilen we naar draagkracht de iasten verdeien". Maar de gemeente-beiastingen zijn nu eenmaai per definitie niet op draag- kracht ingesteid. Het zijn in wezen zakeiijke heffingen; hij vindt ook dat de onroerend-goedbeiasting er met de haren is bijgesleept. Matuuriijk is het een teken van welstand in wat voor huis men woont, maar hij vindt niet dat men bij de onroerend-goedbeiasting zelfs ook maar van verdeiing van lasten naar draagkracht kan spreken. De heer Jager wijst erop dat wij de economische waarde als grondslag voor de onroerend-goedbelasting hebben genomen, maar de andere mogelijk- neid, de oppervlakte-grondslag, biedt naar zijn oordeel meer mogelijk- heden om er een bepaald element van draagkracht in te brenqen. Hij ge- looft dat het door bepaalde politieke keuzen die een raad doet mogelijk is naar zo'n beginsel toe te werken. De gemeente zal natuurlijk nooit in staat zijn een zo verfijnd mechanisme naar draagkracht in te bouwen als de rijksoverheid heeft in de inkomstenbeiasting, enzovoort, maar het principe is voor zijn fractie zodanig belangrijk dat zij wil voorsteilen als subdoelstelling op te nemen: de lasten die de burgers opgelegd wor- den, waar mogelijk naar draagkracht te heffen". De voorzitter konstateert dat alleen de fractie van Progressief Heem- stede fï stenmen) voor is, zodat deze subdoelstelling niet wordt aan- vaard. Subdoelsteliing I 03.02.02 De heer Jager brengt naar voren dat zijn fractie moeite heeft met het voorstel van hët college nu reeds een bepaald percentage voor alle soor- ten van rechten en retributies, namelijk minimaal 60%, vast te stellen. Zijn fractie had voorgesteld ervan uit te gaan dat er inderdaad per recht en per retributie gestreefd moet worden naar een vaste verhouding tussen de kosten en de lasten die men vraagt van de burger. Zij heeft er moeite mee voor al die zaken nu vast te stellen dat dit tenminste 60" noet zijn. Hij wijst erop dat het heel goed mogelijk is dat men in een bepaald ge- val het belang van de voorziening, en het gebruik dat van die voorziening gemaakt wordt door de itensen, zodanig vindt, dat men een groter deel daarvan voor rekening van de algemene middelen wil nemen. Hij wijst bij- voorbeeid on een diskussie in het verleden over de schooltandartsendienst als één van de mogelijkheden, en allerlei andere mogelijkheden zijn er ook, waarvan men zich kan afvragen of het nu verstandig is thans voor al die rechten een bepaald minimumpercentage vast te leggen. Voorts acht zijn fractie het onjuist nu een minimumpercentage vast te leggen omdat zij gelooft dat iedere keer opnieuw, maar dan wel uitgaande van een meer- jarenbegroting - dat is wel een v/ezenlijk onderdeel daarvan - vastgesteld moet worden of de begrotingspositie van de gemeente aanleiding geeft inder- daad dat minimumpercentage te handhaven. Er is een andere mogel i jkheid om in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 21