175 14 april 1976 De heer Schlatmann zeqt dat de opmerking van de heer Reeringh dat- gene verwoordt wat zijn fractie te berde wil brengen in relatie tot be- sluiten die genomen zijn. Hij spreekt niet over twee verschillende plan- nen. Dit onderdeel is separaat behandeld en er zijn besluiten over ge- nomen. Het gaat er om of de vertaling van die in dit plan opgenomen be- sluiten exact datgene is wat destijds bedoeld is. De voorzitter gaat het er om dat men die diskussie niet gaat over- doen. Als men zich laat leiden door het standpunt van toen en zou stel- len dat er een verkeerde doelstelling is opgenomen in het licht van het destijds genomen besluit, dan zou spreker de vergadering moeten schor- sen, want dat wil hij dan nu aangetoond hebben. De heer Schlatmann meent dat mogeiijk sprake is van een te enge in- terpretatie van deze situatie. Hij wijst erop dat de heer Reeringh dat duidelijk verwoord heeft. Als de notulen bij de interpretatie van deze doelstelling gehanteerd worden, dan heeft hij daar uiteraard geen be- zwaar tegen. De voorzitter meent toch dat het erop neerkomt of men vindt dat in deze doelstelling in strijd met de besluiten bij de behandeiing van het verkeersstruktuurrapport, de verwoording niet juist is weergegeven van wat toen is besproken. Dat zou een ernstig manco zijn. Dan gaat het niet om een interpretatie, maar om de vraag of de bewoordingen geweld zijn aangedaan. De heer Schlatmann zegt dat het niet gaat om het formeel onjuiste. Het gaat erom dat het wellicht een te nauw keurslijf kan zijn en wat in de geest strijdig is met de besluiten die de raad heeft genomen. De voorzitter heeft de notulen van die desbetreffende vergadering niet bij de hand, doch heeft niet kunnen ontdekken dat het college zich ios zou hebben gemaakt - wat inderdaad een vreemde zaak zou zijn - van de besluitvorming van het verkeersstruktuurplan tweede fase. De heer Jager is van oordeel dat iedere fractie dient uit te spreken of wat hier staat een weerslag is van wat toen naar haar oordeel de uit- spraak is geweest van de raad. Dan blijkt wel uit de stemmingen die er eventueel over wijzigingsvoorsteilen zuilen worden gehouden, in hoever- re de meerderheid van de raad inderdaad van mening is dat dit een weer- slag is van de diskussie die over de tweede fase van het verkeersstruk- tuurplan is geweest. Inzake de opmerking over een te nauw keurslijf wijst spreker erop dat de raad op 3 september 1974 een motie heeft aan- genomen, waarin staat dat hij een beleidsplan wil opstellen met daarin zo konkreet mogelijk qeformuleerde doelsteilingen, en niet doelstell.in- gen waarmee men alle kanten op kan. Thans is de raad doende met een po- litieke diskussie om te proberen een beleidslijn voor een aantal jaren vast te stellen, en dan moet men niet aan ailerlei escape-mogelijkheden denken, tenzij allen dat wezenlijk vinden omdat men bepaalde zaken nog niet weet. De voorzitter vraagt of de raad in het licht van de problemen die nu zijn opgeworpen, behandeling van dit belangrijke verkeersdeel van het beleidsplan wil voortzetten of dat men, nu de notulen van de behandeling van het verkeersstruktuurplan niet voorhanden zijn, van mening is dat de behandeling van dit hoofdstuk niet kan worden voortgezet. De heer Baar meent dat de behandeling van dit hoofdstuk moet worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 50