177 14 april 1976 ieder geval de wijkbewoners niet de mogelijkheid zouden willen ontzeg- gen hun wijk mede in te richten. De heer Kirschbaum is niet tegen woonerven, maar als doelstelling lijkt het hem te zwaar gesteld. De heer Klos zegt dat zijn fractie geregeld gesproken heeft over "wooneilanden" en hij meent dat dit ook destijds in de raad is aan- vaard. Het idee van woonerven is zijn fractie sympathiek, maar het wil de uitspraak daarover primair in handen geven van de mensen die in die betreffende wijk wonen. De voorzitter merkt op dat de afspraak inderdaad gemaakt is dat er overleg met de bewoners moet zijn, die dan gradaties van beschermi.ngen - daar is het woonerf er één van - tegen sluipverkeer en voor verbete- ring woonmilieu kunnen kiezen. Het college is daar niet dogmatisch in, maar vindt dat het in de subdoelstelling niet misstaat als één van de mogelijkheden. De heer Jager vindt het inrichten van ontsluitingswegen een wezen- lijk element, want men kan het sluipverkeer namelijk wel degelijk al- leen weren, maar dan heeft men toch nog niet de wooneilandgedachte, waarover in de vorige raadsvergadering is gesproken, gerealiseerd. Als men aan een wooneiland denkt, dan wil men ook het verkeer naar de wijk zelf via een bepaalde methode doen afwikkelen.. De voorzitter stelt als redaktie voor: woonwijken afschermen tegen sluipverkeer", het inrichten van de wijken gericht op bescherming daar- van. Natuurlijk kan men ook milieu enzovoort daarbij halen, maar het zijn uitdrukkelijk twee zaken. Het invullen van de instrumenten is la- tere zorg, daaronder valt onder andere de woonerfgedachte. De heer Klos gelooft dat de tekst te beperkt is, hij denkt bijvoor- beeld aan bescherming van de speelruimte. De voorzitter zegt dat de tekst dan kan luiden: "De inrichting van de wijken gericht op bescherming van het woonmilieu". De heer. Van Emmerik meent dat de subdoelstelling waar hij over sprak op deze plaats thuishoort. Hij heeft tot nu toe in het beleidsplan het punt gemist van de verkeersaantrekkende objekten en hiermee bedoelt hij bedrijven, dienstverlenende instanties, enzovoort, die naar verhouding veel verkeer aantrekken, met name ook het ruimteverslindend autover- keer, waardoor in diverse opzichten extra problemen worden opgeroepen. Hij denkt dus niet aan winkelcentra of buurtwinkels, daarvoor zoeken we reeds naar oplossingen, maar aan de vestiging van verkeersaantrekkende objekten op punten, die daaroD niet berekend zijn, zoals klinieken die zodanig direkt aan drukke hoofdwegen liggen, dat er doorlopend ernstige gevaarsituaties uit een oogpunt van verkeersveiligheid geschapen wor- den. Ook verkeersaantrekkende bedrijven in typische woonstraten, met alle hinder voor de omliggende woonbuurt. Deze aspekten, dus het gevaar voor de verkeersveiligheid en de verstoring van het woonklimaat, bren- gen hem ertoe een subdoelstelling voor te stellen, die aldus geformu- leerd zou kunnen worden: "Ten aanzien van de vestiging van verkeersaan- trekkende bedrijven, instellingen, enzovoort, mede rekening houden met de gevolgen van die vestiging voor de verkeersveiligheid en het woon- klimaat". Het mag eventueel ook anders geformuleerd worden, als de be- doeiina maar tot zijn recht komt. Over dit punt is al eerder gesproken. Hij herinnert zich uit een vorige raad, dat men in commissies doende is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 52