14 april 1976
182
Bij de overdracht van milieutaken die deze gemeente al heeft gedaan in
de richting van het gewest, is aangegeven welke taken bij de gemeente
zouden moeten blijven c.q. welke delen van een bepaalde taak, namelijk
als men die taken splitst in voorbereiding, beslissing en uitvoering
en controle, bij gemeente of gewest zouden komen te liggen. Dat bete-
kent dus dat voor bepaalde taken die zijn fractie heeft gesignaleerd
gesteld is dat de voorbereidingsfase door het gewest zou kunnen ge-
schieden; dus de beslissingsbevoegdheid blijft bij de gemeente, maar
de uitvoering en de controle op bijvoorbeeld voorwaarden die gesteld
zijn, ligt weer bij de gewestraad. Uitgaande van de situatie dat we
als gemeente hebben uitgesproken dat het zö in de toekomst zou moeten
gaan, gelooft zijn fractie dat het van wezenlijk beiang is een doelstel-
ling in ons beleidsplan op te nemen dat een adequate op elkaar afgestem-
de organisatie van het gewest en gemeente voor het uitoefenen van het
milieubeleid gaat ontstaan. Wij zullen in onze gemeente moeten zorgen
dat we zodanig kunnen inspelen op wat daar gebeurt, en omgekeerd, dat
we in complementair bestuur in staat zijn een zo adequaat mogelijk mi-
lieubeleid te voeren. Daarom gelooft zij dat hier wel degelijk sprake
is van een gemeentelijke doelstelling. Zij meent daarom dat de formule-
ring: "Het tot stand brengen van een adequate op elkaar afgestemde ge-
westelijke en gemeentelijke organisatie van het milieubeleid" in het
plan niet zou misstaan.
Wethouder Reeringh kan begrip opbrengen voor de benadering van de
heer Jager. Wat hij iYi feite doet is stellen dat de gemeentel ijke be-
moeienis met het milieu en die van het gewest, in feite zodanig nauw
met elkaar zijn verweven en onderling enigszins inwisselbaar zijn, dat
ze eigenlijk niet goed meer van elkaar te scheiden zijn, en dat daarorn
een onontkoombaar vereiste is, dat het gewest hierbij betrokken wordt.
Hij vindt het moeilijk om namens het college een ander standpunt in te
nemen dan wat in het concept staat. Hij vindt het eigenlijk een kwestie
van kwalificatie door de raad, waarbij tegenover elkaar gesteld moet
worden of het voldoende is te verwijzen naar de hoofddoelstelling of dat
dit een zo vergaand punt is dat men hier een uitzondering zou moeten
inlassen.
De heer Van der Wal vraagt of dit niet typisch êén van de taken is
die geheel of nagenoeg geheel aan het gewest zijn of zullen worden
overgedragen.
Wethouder Reeringh is dat met de heer Van der Wal eens, maar naast
die uitwisseling met het gewest en de speciale bevoegdheden die het ge-
west nu al heeft en in de toekomst nog zai krijgen, gelooft hij dat het
van belang is dat daarnaast, hoe klein of groot dan ook, toch een duide-
lijke poging moet worden gedaan om binnen het kader van alleen maar de
gemeente ook het milieuaspekt nog te benadrukken.
Het voorstel van de heer Jager is juist daardoor ingegeven. Bij de
beslissing van de overdracht van een aantal milieutaken heeft de raad,
nadrukkelijk ook op voorstel van het gewest zelf, gesteld dat er bepaal-
de taken zijn die ongetwijfeld bij het direkt lokale niveau, de gemeente,
cfienen te blijven, omdat ze daar het beste behartigd kunnen v/orden. Hij
gelooft dat het daarom juist zo van belang is dat we in deze paragraaf
milieu zeggen dat we weten dat we dat hebben uitgesproken, maar dat we
dan wei moeten zorgen dat de organisatie van zowel de ene kant het ge-
west, als van de andere kant de gemeente, ten aanzien van dat milieube-
leid zodanig op elkaar zijn afgestemd dat het inderdaad in zijn comple-