m,
131 14 april 1976
De heer Schlatmann heeft tegen het voorstel van de heer Baar in
principe geen bezwaar. Hij heeft er echter begrip voor dat het colle-
ge deze formulering heeft gekozen. Aan de andere kant is het duidelijk
dat de beperking tot enkele personen een informatiestroom tot gevolg
heeft die een belasting inhoudt. Voor de meest simoele informaties
zou hij dan eerst de secretaris moeten bellen en vragen of hij van be-
paalde medewerkers informatie mag krijgen. Iets anders is natuurlijk
als het over belangrijke zaken gaat, want het is waarschijnlijk niet
zo dat de secretaris zit te springen om over futiliteiten eerst ge-
informeerd té worden. De normale gang van zaken is, ook in andere
strukturen, dat het hoofd van een afdeling weet wat er speelt. Dat
vindt spreker een normale zaak en hij vindt het dus niet juist dat
iedere medewerker van de gemeente benaderd kan worden, naar het in-
zicht van de vragensteller, om informatie te geven. Hij meent dat dit
afhangt van de problematiek waarover informatie wordt ingewonnen. Nu
is het uiteraard moeilijk om normen aan te geven wat nu belangrijken
wat niet belangrijk is. Voor een goede organisatie heeft spreker er
alle begrip voor dat er hoofden van afdelingen zijn die het voor de
goede gang van zaken een voorwaarde vinden dat ze eerst geTnformeerd
worden. Het is ook zo dat deze mensen een verantwoordelijkheid dragen
en op grond daarvan moeten de raadsleden niet'willen proberen deze
mensen, om welke redenen dan ook, te ontlopen.
De voorzitter ziet in het toevoegen van de afdelinqschefs zeker
geen aanleiding een waarschuwend woord te laten horen wat betreft de
kommunicatie. Hij meent dat men ook begrip zou kunnen hebben - dat is
niet een gebrek aan vertrouwen - voor een menselijk aspect. Ambtenaren
zetten zich in voor de gemeente; ze worden benaderd op een onderdeel
waarvan ze een deel kunnen overzien. Het is een menselijk trekje om dan
te proberen de vragensteller zoveel mogelijk, zeker een raadslid, ter
wille te kunnen zijn, terwijl het dat raadslid er natuurlijk juist om
te doen is de eventuele achtergrond van een zaak te kunnen doorzien.
Dan zijn diensthoofden, c.q. afdelinqscnefs inderdaad meer in een po-
sitie om,de materie in handen te hebben en ook om te verwijzen naar
andere afdelingen. Van alle ambtenaren mag niet worden verwacht dat ze
alle aspecten van een zaak, ook al zouden ze er enkele van kunnen over-
zien, in hun bagage meetorsen. Dus tegen diensthoofden en afdelingschefs
heeft het college geen bezwaar.
Spreker mist in de benadering van de heer Baar de mogelijkheid voor een
ambtenaar van de gemeente om te kunnen terugkoppelen naar net colleqe.
Een raadslid weet dan wel wat hij verder moet doen, maar een diensthoofd
moet de mogelijkheid hebben om te zeggen dat hij een zaak niet volledig
uit de doeken kan doen; het kan voorkomen dat bijvoorbeeld in de fase
waarin een aangelegenheid in behandeling is, betrokkene zou moeten kunnen
verwijzen naar het college en de verantwoordelijke portefeuillehouder.
Spreker kan zich vinden in de benadering van de heer Schlatmann, die de
afdelingschefs in die kring wil betrekken.
Ook de heer Baar kan zich in die aanvulling vinden. Hij acht dat een
nuttige uitbreiding en zou niet zonder meer willen invullen: "ambtenaren
van de gemeente".
Hij is het er mee eens dat een diensthoofd of afdelingschef ook eens een
keer "neen" moet kunnen zeggen; dat is dan op zo'n moment een kwestie
van beoordelen van zijn kant, want hij zal dan moeten beoordelen of hij
inderdaad in staat is deze informatie te verstrekken. In de eersteplaats