■aitm
26 mei 1976 247
Dat zijn inderdaad voordelen van een dergelijke vermengingvan functies,
maar de nadelen zijn naar zijn smaak ook aanwezig. Hij meent dat de ge-
meentenhet inderdaad tot op zekere hoogte in de hand hebben om deze
vermenging te voorkomen. Er zou inderdaad in gewestelijk verband moge-
1ijkerwijs tot een afspraak kunnen worden gekomen op dit nunt, in deze
zin, dat bijvoorbeeld bepaalde gemeenten wel wethouders van culturele
zaken afvaardigen en andere gemeenten niet. Hij zou die gedachte in
elk geval positief willen benaderen, hoewel hij zich zou kunnen voor-
stellen dat het voor de wethouders die dan niet de eer gaan genieten
om afgevaardigd te worden, enigszins moeilijk kan liggen.
Wat de verordening naar draagkracht betreft meent spreker dat het geen
nunt van diskussie hoeft te zijn of inderdaad een recht naar draag-
kracht moet worden geheven, omdat dit zonder meer aan elkaar verbonden
is. Als het alleen maar simpel gaat om het vaststellen van een veror-
dening, dan ziet hij zelfs de noodzaak daarvan haast niet. Een veror-
dening die in feite zou neerkomen op lesgelden van dezelfde hoogte als
bijvoorbeeld aoor het algemeen bestuur zou worden gecreëerd, heeft ei-
ger.lijk weinig zin. Hij kan zich ook moeilijk voorstellen dat bij ver-
ordening lesgelden zouden worden vastgesteld die over de hele linie
hoger zouden liggen dan de lesgelden zoals die door het algemeen bestuur
waren voorgesteld. Hij gelooft dus dat men hier moet denken aan een
recht naar draagkracht. Wat naar zijn mening wel vatbaar is voor verde-
re verfijning is de vraag hoe of men deze draaqkracht in de praktijk qe-
stalte gaat geven. Men kan daar zeer extreem mee te werk gaan, men kan
zich ook matigen op dat punt. Hij heeft reeds gesteld dat zijn fractie
een zekere matiging voorstaat als deze zaak aan de orde komt. De vraag
of zij kiest voor die verordening is uiteraard nog niet beantwoord.
Maar spreker gelooft dat als men naar de verordening overstaot men in-
derdaad te maken krijgt met een recht naar draagkracht, maar' dat dan
de vraaq hoe die draagkracht moet worden gereqeld en geïnterpreteerd
open is.
De heer Jager merkt op dat het overleq met de raadscommissies door
de portefeuTTTehouders is toegezegd, evenals het overleg met de andere
deelnemende gemeenten over de benoeming van de bestuursîeden in het al-
gemeen bestuur. Het argument dat de voorzitter heeft gebruikt voor het
în het leven roepen van de kring is een extra argument om voorzichtig
te zijn met vermenging van functies.
Voorts meent spreker dat de regeling er geen misverstanden over kan la-
ten bestaan dat als er naar een verordeninq wordt overgegaan, er snrake
zal moeten zijn van een verordening naar draagkracht, hetgeen hem ver-
heugt.
De heer Van der Wal refereert met betrekkinq tot het informeren van
de commissie voor culturele zaken aan de situatie, dat naar het gevoe-
len van zijn fractie het ontwerp iets eerder in de commissie had mogen
worden behandeld, voorzover dat mogelijk was qeweest. Volqens informa-
tie die haar heeft bereikt is dat in de gemeente Haarlem wel bereikt,
en zij had het op prijs gesteld als dat op dezelfde wijze was gedaan.
Hij spreekt de hoop uit dat dit in de toekomst wel gedaan kan worden.
Verder merkt spreker op dat zijn fractie in princioe het draagkracht-
principe niet afwijst. Zij vindt alleen, gezien de autonome bevoegd-
heid van de gemeente, deze beperking in de regelinq een bezwaar. Äls
voorbeeld zegt hij dat dn school de mogelijkheid van groepslessen