verharde toegangspaden en andere paden, schooltuintjes en andere tuinen,
alsmede voor met de bestemming verband houdende bouwwerken die geen ge-
bouwen zijn.
De hoogte van erfscheidingen mag niet meer zijn dan 1.80 m.
Artikel 7 Gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken.
1. Het is verboden de onbebouwde gronden of de bouwwerken binnen het
plangebied te gebruiken op een andere wijze of voor een ander doel
dan blijkens de bestemmingen en voorschriften kennelijk toelaatbaar
is of is aan te merken als een normaal bestanddeel van dat kennelijk
toelaatbare gebruik.
Dit verbod geldt niet indien en voorzover het in strijd is met een
wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordemng.
2. Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder verboden gebruik in
ieder geval verstaan:
a. de ODslag van bagger en grondspecie;
b. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte
werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouw-
materialen, afvalpuin, zand, grind en brandstoffen;
cde opslag van al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen
of onderdelen daarvan;
d. de plaatsing van toer- en stacaravans, tenthuisjes en soortgelijke
verblijfsmiddelen,
tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakelijk zijn ter realiserinq
van het ingevolge de bestemmingen toegeiaten gebruik of die zijn aan te
merken als een normaal bestanddeei van dat toegelaten gebruik.
3. Indien strikte toepassing van het verbod, vervat in lid 1, leidt tot
niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van het meest
doelmatige gebruik, verienen burgemeester en wethouders vrijstelling
van dat verbod.
4. Een dringende reden, die een beperking van het meest doelmat'ge gebruik
rechtvaardigt, is aanwezig indien door het voorgenomen andere gebruik -
gelet op de ligging van de grond of het bouwwerk - het gebruik van gron-
den en bouwwerken in de omgeving in ernstige mate zal worden verstoord,
dan wel anderszins op de gebruikswaarde van deze gronden en bouwwerken
in ernstige mate inbreuk zal worden gemaakt en niet door het stellen
van voorwaarden of op andere wijze zodanige stoornis of inbreuk zai zijn
te voorkomen.
5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt niet verleend, dan nadat
de raadscommissie voor Openbare Werken en de raadscommissie voor de
Volkshuisvesting, de Ruimtelijke Ordening en de Recreatie zijn gehoord
en dan nadat belanghebbenden gedurende 14 daqen gelegenheid is qeboden
om tegen het voorgenomen andere gebruik bezwaren in te dienen. Van het
voorgenomen andere gebruik en de mogelijkheid voor belanghebbenden daar-
tegen bezwaren in te dienen geven burgemeester en wethouders ker.nis aan
de eigenaren en gebruikers van de aangrenzende gronden en gebouwen en
openbare kennis in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente
worden verspreid. In deze bepalingen wordt onder belanghebbende verstaan
een ieder die persoonlijk belang heeft bij de voorgenomen verandering
van het gebruik.
6. Indien de aan de voorschriften verbonden voorwaarden niet worden nage-
leefd, wordt het betrokken met de bestemming strijdige gebruik geacht
plaats te vinden zonder vrijstelling.
-9-