3e afd. 140 Heemstede, 12 oktober 1976. Aan de Raad, In uw vergadering van 21 december 1973 (raadsstuk 132) besloot u tot invoering van een riooirecht ten laste van zakelijk gerechtigden van gebouwde eigendommen. In de nota van aanbieding bij de begroting 1974 deelden wij u mede na invoering van de onroerend-goedbelastingen uw raad een voorstel te zullen doen om ook een rioolrecht in te voeren ten laste van de fei- telijke gebruikers. Bij ons voorstel van 1 oktober 1974 (raadsstuk 138) hebben wij aan dit voornemen uitvoering gegeven. De door ons voorge- stelde invoering m.i.v. 1975 is door uw raad niet aanvaard. Omdat de financiële positie van de gemeente thans noopt tot uitbreiding van de gemeentelijke heffingen menen wij deze uitbreiding op de eerste plaats te moeten vinden in heffing van een rioolbelasting ten laste van de feitelijke gebruikers. Wij achten het alleszins billijk uit te gaan van een heffing die ongeveer een zelfde bedrag oplevert als het rioolrecht, dat thans ten laste van de zakelijk gerechtiqden komt n.lf 207.000, In de ontwerp-begrotijig 1977 zijn de kosten van de riolering geraamd op f 569.811, Het percentage van de kosten, dat door heffingen is gedekt zal dan ruim 11% bedragen. Het merendeel van de gemeenten, die reeds een rioolbelasting van de gebruikers heffen, doen dit in de vorm van een vast bedrag per aan- sluiting. Wij geven echter de voorkeur aan een maatstaf, die, behalve dat een redelijke differentiatie naar gebruik wordt verkregen, een minimum aan heffings- en inningskosten met zich brengt. Wij menen deze maatstaf te vinden in de door het waterbedrijf afgeleverde hoeveelheid water. Daarbij wordt uitgegaan van de fictie dat de afgevoerde hoeveelheid water nagenoeg gelijk is aan de door het waterbedrijf afgeleverde hoe- veelheid water. Het in rekening brengen van het recht kan gecombineerd worden met de jaarlijkse afrekening van het gas-, water- en elektriciteitsverbruik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 53