26 november 1976 435 centage van 1978 nog niet, zodat dat tijdstip ook vrij problematisch is. Spreker zal deze vraag echter in het college bespreken. De heer Van Amerongen merkt op dat de bedoeling eigenlijk was aan te geven dat het niet nogelijk is nauwkeurig te ramen als men niet van een bepaalde inflatieverwachting uitgaat. Hij geeft toe dat aan elk goed wel een bepaald prijsstijgingspercentage gekoppeld is, maar hij heeft ervoor gepl'eit uit te gaan van een algetneen prijsstijgingsper- centage. Wethouder Van Drooge vindt dat onlogisch, omdat bijvocrbeeld straat- stenen veel irteer zullen stijgen dan boeken. Men kan wel rnet een algeraeen prijsstijgingspercentage werken, maar dat zou irreëel zijn. De begroting moet zo goed"mogelijk geraamd worden, hetgeen een taak is van het col- lege. De voorzitter steit voor. deze problenatiek in de commissie voor de gemeentiPnnancien aan de orde te stellen. Daarnaast zal het college in de commissie meedelen of en hoe het in de toekomst dat al of nnet sturen aan de hand van een advies van genoemde comnissie zal realiseren. Hoewel de heer Van Amerongen niet zo enthousiast is over het ant- woord, gaat hij ermee akkoord dat daarover verder in de commissie voor de gemeentefinanciën wordt gesproken. De heer Schlatmann acht het betoog van de wethouder zeer logisch. Het middel dat de heer Van Amerongen aandraagt geeft niet het inzicht dat hij zo graag heeft. Het noq eens praten over de principiële punten zal zeer afhankelijk zijn van het feit - als men inzicht in de begro- ting wil hebben - wat we eigenlijk in 1978 willen. Dan zal dus hethele beleidsplan gereed moeten zijn en zal er geïntegreerd moeten tyorden. Naar sprekers gevoel kan het in maart nooit zo ver zijn dat dit alle- maal op een rijtje staat. De voorzitter zegt dat hierop in ieder geval in ae commissie voor de gemeFntefinanciën zal worden teruggekomen. Er zullen r.adere afspra- ken worden gemaakt en een nadere mededeling van het standpunt van het college zal de raad bereiken. Punt 7. De heer De Jong merkt op dat het college in zijn antwoord spreekt van het vermoedefijke rekeningcijfer van 1974. Dat betekent dus dat het nog steeds mogelijk is dat het negatieve saldo kan verkeren in een gunstig resultaat. Over 1975 heeft spreker aan de hand van de begroting en de rekeningcijfers 1975 een stelling gemaakt, die uitwijst dat als er weinig verandert we met een groot overschot worden gekonfronteerd. Het college stelt dat het door de extra werkzaanheden ten behoeve van de vaststelling van het beleidsplan wat achterop is geraakt met de voorlopige vaststelling van de gemeenterekeningen. Daar heeft spreker begrip voor. Desalniettemin wil hij toch aandringen op spoed bij het gereedmaken van de rekeningen, aangezien het saldo van de reserve-re- keningen steeds meer onderdeel van de besprekingen gaat uitmaken en ook straks een rol gaat spelen bij het afwegen van projektenprioritei- ten. In dat verband zou een meest up to date inzicht in de stand van zaken van de reserve-rekeningen een beter hulpmiddel zijn bij het af- wegen van de prioriteiten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 9