23 maart 1977
43
ten aanzien van de gaslekbestiijding. Zijn fraktie heeft toen gesproken
over een versnelling van deze zaken, en op die grond bepleit hij dat
het kriterium dat door het college op dit punt wordt aanvaard, nog eens
even in diskussie wordt genomen. De derde overweging kan spreker niet
onderschrijven. Het college stelt dat het vervangen van afgeschreven
aanwezig materieel voor het gemeentelijk technisch bedrijf en de sport-
stichting ais het ware automatisch op deze lijst zou moeten worden ge-
plaatst. Spreker meent dat de nuttigheidswaarde van bepaalde objekten
de bepaalde termijn van afschrijving in vele gevallen overschrijdt.en
hij wil dit kriterium daarom nog eens onder de aandacht van het colle-
ge brengen om het te heroverwegen.
Voorts zegt spreker dat er een algemeen voorbehoud is bij zijn fraktie.
Hoewel zij gaarne medewerkt aan de afgesproken procedure lijkt het haar
uitermate wenselijk dat men de vrijheid behoudt om bij iedere krediet-
aanvraag voor een projekt te beoordelen of in de dan geldende omstan-
digheden medewerking kan worden verleend aan de realisering van het
projekt in de vorm zoals deze door het college wordt gepresenteerd.
De heer Baar brengt naar voren dat zijn fraktie reeds na de eerste
keer van het cijferwerk heeft uitgesproken dat zij het toekennen van
punten aan doelstel1ingen en subdoelstellingen, om aldus tot een be-
paling van prioriteiten te komen, als een nuttig karwei heeft ervaren.
Als nuttig werd toen met name beschouwd het feit dat elk individueel
raadslid voor de opgave stond zich nog weer eens te verdiepen in de
verschiilende doelstel1ingen en subdoelstel1ingen. Als de theoretici
achter ons model van beleidsplanning voor ogen hebben gehad dit te be-
reiken, dan zijn ze daarin geslaagd. Ook nu men de puntentel1ing heeft
overgedaan, kan men in dit verband blijven spreken van een nuttige in-
vuloefening.
Anderzijds heeft men nu ook weer moeten ervaren hoe moeilijk het is
doelstellingen en subdoelstel1ingen van een zo uiteenlopend-karakter
tegen elkaar af te wegen. Er is daarom vanuit de raad al eens gesugge-
reerd een onderscheid te maken tussen materiële en immateriële doel-
stellingen, tussen doelstei1ingen waarvan de konkretisering wel of
niet beslag legt op de middelen. Die suggestie werd echter ora overi-
gens ook moverende redenen niet overgenomen. Intussen bleef het pro-
bleem van de moeilijke afweging ons achtervolgen. Daar komt nog bij
dat de afweging toch al moeilijk was, omdat in vele gevallen geen
zich bestond op de financiële gevolgen welke een nadere konkretisering
met zich mee zal brengen. Daardoor werd het geheel een ietwat abstrak-
te bezigheid.
Als men vervolgens het resultaat van het cijferwerk bekijkt en dan met
name let op de berekening van het collectief oordeeldan bekruipt
zijn fraktie een zekere twijfel over de waarde daarvan. De toepassing
van het polarisatie-model heeft hier niets mee te maken. De twijfel
zou namelijk evengoed hebben bestaan wanneer het harraonie-model was
toegepast. Waar het haar om gaat, is dat het collectief oordeel van
de raad, zoals dat nu langs cijfermatige weg tot stand is gekomen,
er waarschijnlijk heel anders zou hebben uitgezien als de normale
wijze van besluitvorming, met zijn uitwisseling van gedachten en het
proberen elkaar te overtuigen, zou zijn toegepast. Oradat het gebrui-
kelijke besluitvormingsproces zeer veel tijd zou vragen, is bij wij-
ze van noodoplossing het rekenkundig model gehanteerd. Maar laat men