ARTIKEL 164
Als toelichting op het ontstaan wordt opgenomen:
Omdat in niet tot bewoning bestemde gebouwen niet altijd ver-
diepingvloeren aanwezig zijn, is in dit artikel in plaats van de
vloerhoogte van 13 m die bepalend is voor het onderscheid tussen
lage en hoge woongebouwen de gebouwhoogte van 16 m (13 m
een verdiepinghoogte van 3 m) als grens aangehouden.
De wenken voor de toepassing worden vervangen door:
Lid 1. Voor de 'te verwachten duur van een brand' in een ruimte
kan worden aangenomen het aantal minuten dat in getalwaarde
gelijk is aan de onder gebruiksomstandigheden in die ruimte ver-
wachte vuurbelasting, uitgedrukt in kg vurehout per m2 (zie de
bijlage, behorende bij NEN 3891).
Lid 2. De te stellen eisen aan niet tot bewoning bestemde ge-
bouwen zullen afhankelijk zijn van de aard en de bestemming van
het gebouw, alsmede van de functie die de betrokken wand of
kolom daarin vervult. Die eisen zullen erop gericht moeten zijn.
a. ongevallen bij brand zo veel mogelijk te voorkomen;
b. schade aan aangrenzende en omringende bebouwing te voor-
komen dan wel te beperken;
c. schade in en aan het gebouw zo veel mogelijk te beperken, voor
zover het gebouwen betreft met bijzondere betekenis voor het
maatschappelijke of het culturele leven.
(Zie voorts de wenk voor de toepassing bij artikel 156, lid 1.)
Op grond hiervan kan het stellen van nadere eisen als bedoeid
in dit lid, onder b, bij voorbeeld nodig zijn ter bescherming van
aangrenzende gebouwen of met het oog op de ontvluchting uit
inrichtingen, zoais ziekenhuizen, waar doorgaans de vuurbelasting
gering, doch de ontruimingstijd lang zal zijn.
ARTIKEL 165
Als toelichting op het ontstaan wordt opgenomen:
De in lid 2 vermelde waarde van 0,40 m2 K/W, komt overeen met
de waarde van de traditionele spouwmuurconstructie zonder isolatie.
Een onderscheid in eisen, afhankelijk van de massa werd voor
bedoelde ruimten van minder belang geacht omdat deze ruimten
niet voor het verblijf van mensen zijn bestemd, zodat daarvoor niet
67