(GAVO) dient een dergelijk toestel op een (al dan niet gecombi-
neerd) gasafvoerkanaal te zijn aangesloten.
Dit impliceert dat een badruimte van meer dan 7 m3, behoudens
vrijstelling, moet zijn voorzien van een gasafvoerkanaal. Dit kan
mede dienen voor de ventilatie van de badruimte.
Lid 4. De nadere eisen kunnen betrekking hebben op het beper-
ken van geluidhinder; enige richtlijnen hieromtrent zijn te vinden
in NPR 1088, uitgave 1975. Zie ook artikel 118.
Voorts kunnen o.a. nadere eisen worden gesteld in verband met de
aanwezigheid van voldoende doorstroomprofiel bij uitgeschakelde
ventilator, zodat nog voldoende natuuriijke luchtverversing plaats-
vindt.
ARTIKEL 228
De vaenk voor de toepassing wordt vervangen door:
Lid 2. Overwegingen of er aanleiding is om de vrijstelling al dan
niet te verlenen, kunnen wat tot bewoning bestemde gebouwen
betreft, worden ontleend aan de hoofdstukken 2 van NEN 3892 en
NEN 3893.
Aan de hoofdstukken 3 van genoemde normen kunnen richtlijnen
worden ontieend met betrekking tot de noodzaak en de aard van de
te treffen voorzieningen.
Deze overwegingen gelden in principe uiteraard ook voor niet tot
bewoning bestemde gebouwen.
ARTIKEL 230
De wenk voor de toepassing wordt vervangen door:
Lid 1, onder b. Artikel 63 van NEN 3028 bevat bepalingen met
betrekking tot de materialen in verband met de onbrandbaarheid
en het behoud van de samenhang bij verhitting. Voorts regelt dit
artikel de aanwezigheid en constructie van brandkleppen. Ten-
siotte worden eisen gesteld aan het verloop van kanaien.
Lid 2. De wanden van kanaien die in de ruimte uitmonden, zullen
een brandwerendheid moeten hebben die ten minste gelijk is aan
die van de wand waar het kanaal eindigt, of het kanaal zal daar
ter piaatse van een brandklep moeten zijn voorzien.
ARTIKEL 232
Opgenomen wordt een wenk voor de toepassing, luidende:
Lid 1. Voor de ventilatie-eisen ten aanzien van de vuilopslag-
75