komstig de daaraan gegeven bestemming kan worden gebruikt;
voor het aannemen van bedoeide verwezeniijking is niet vereist,
dat een gebruik overeenkomstig de bestemming ook inderdaad
heeft piaatsgevonden.3)
In een andere uitspraak van de Hoge Raad wordt omtrent een
stuk grond dat voor industrie is bestemd, mede overwogen, dat
daarvan de bestemming is verwezenlijkt, nu daarop een aan-
merkelijk deei van een bedrijfshai is gebouwd, die overigens is
opgericht op een stuk grond met een andere bestemming.
In een arrest van het Hof te Amsterdam van 1975-10-30, wordt
overwogen dat ook reeds van een verwezeniijkte bestemming kan
worden gesproken, indien een gebouw strijdig met de aan de
grond gegeven bestemming is opgericht, doch de grond daar-
vöör in overeenstemming met de gegeven bestemming in ge-
bruik was.5)
b. Is een gebouw tot stand gekomen met toepassing van artikei
19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50, lid 8,
van de Woningwet, dan is het gebruik van dat gebouw in strijd
met artikel 352, lid 1, wanneer het gebruik piaatsvindt buiten
de grenzen aangegeven of geïmpliceerd in de beschikkingen
krachtens artikei 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en
artikel 50, lid 8, van de Woningwet.6)
Lid 2. Deze bepaling heeft geen planologische, maar alieen een
bouwkundige betekenis. Wanneer constructie en inrichting van een
gebouw toeiaten dat dit gebouw voor verschiilende bestemmingen
wordt gebruikt, dan verbiedt artikei 352, lid 2, een dergelijk gebruik
niet.7)
Lid 4.
Deze vrijstellingsmogelijkheid is op twee manieren beperkt.
a. Zij mag niet worden gebruikt om voor een omvangrijk gebied
een einde te maken aan de mogeiijkheid dat gebied te gebruiken
overeenkomstig de bestemming. Op die manier zou men immers
vooruitlopen op een bestemmingswijziging, die volgens de Wet
3) Zie H.R. 1974-02-08, N.J. 1974, nr. 151, met noot W. F. Prins.
4) Zie H.R. 1974-03-01, Bouwrecht 1974, blz. 527, met noot Crince le Roy, N.J.
1974, nr. 234, met noot W. F. Prins.
5) Zie Bouwrecht 1976, blz. 317.
6) Zie H.R. 1975-10-10, Bouwrecht 1975, blz. 809, N.J. 1976, nr. 107, met
noot W. F. Prins.
7) Zie H.R. 1974-06-28, Bouwrecht 1974, blz. 666, met noot Crince le Koy,
N.J. 1974, nr. 401, met noot W. F. Prins.
79