Voor niet tot bewoning bestemde gebouwen worden geen concrete
eisen meer gesteld t.a.v. de brandwerendheid, zoals dat tot dusverre
in de tabellen 3 en 8 gebeurde. Het noemen van waarden wekt de
indruk dat dit in het algemeen wel de juiste waarde zal zijn; voor
de diverse categorieën van gebouwen is een dergelijk gemiddelde
echter niet te geven.
De hoogten van 8 m en 16 m, die voor de vereiste brandwerend-
heid als grenzen zijn gehanteerd, houden verband met het beper-
ken van de risico's verbonden aan een mogelijke instorting van het
gebouw ten gevolge van brand. De grens van 16 m is gerelateerd
aan de vergelijkbare grens tussen hoge en lage woongebouwen
(13 m verdiepinghoogte).
ABTIKEL 165
In verband met het laten vervallen van de oude tabellen 1, 2, 6 en
7, zijn de daarin voorkomende eisen thans in het artikel zelf
opgenomen. Daarbij zijn bovendien enkele inconsequenties weg-
gewerkt die in de eisen van de tabellen waren verwerkt, zoals bij
voorbeeld het verschil in eisen tussen buitenwanden van badkamers
in eengezinshuizen en in andere tot bewoning bestemde gebouwen.
De voorschriften inzake de warmte-isolatie van tot bewoning be-
stemde gebouwen wijken af van de Voorschriften en Wenken die
voor de gesubsidieerde woningbouw gehanteerd worden, omdat
daarin uit overwegingen van energiebesparing voor de buitenwan-
den en het dak de klasse 'goed' volgens NEN 1068 is voorgeschreven.
De oorspronkelijk in dit artikel opgenomen eisen met betrekking
tot het regen- en vochtwerend vermogen van wanden zijn thans
opgenomen in artikel 169, terwijl de eisen met betrekking tot geluid-
isolatie in artikel 116 zijn ondergebracht.
ARTIKEL 166
Dit artikel regelt na deze wijziging nog slechts de warmte-isolatie
in niet tot bewoning bestemde gebouwen.
De geluidisolatie is thans geregeld in artikel 119 en het regen-
werend vermogen in artikel 169.
ARTIKEL 170
In dit artikel is een aantal bepalingen met betrekking tot het
aanbrengen van openingen in wanden samengebracht.
ARTIKEL 164