Liggers van tot bewoning bestemde gebouwen moeten een
brandwerendheid hebben die ten minste gelijk is aan de ver-
eiste brandwerendheid, gebaseerd op het criterium van bezwij-
ken, van de constructie die door de liggers wordt gedragen.
Van vloeren en liggers van tot bewoning bestemde gebouwen
mag de bijdrage tot de brandvoortplanting, als bedoeld in NEN
3883, uitgave 1975, niet meer bedragen dan voigens:
a. klasse 2 in gemeenschappelijke vluchtwegen, behoudens in
de gevallen genoemd onder b;
b. klasse 3 in niet-gemeenschappelijke vluchtwegen en in
- open gemeenschappelijke vluchtwegen,
- besloten gemeenschappelijke vluchtwegen ten behoeve
van woningen of wooneenheden die over twee of meer
vluchtwegen beschikken,
- gangen in gemeenschappeiijke bergruimten;
c. klasse 4 in overige gevallen.
5. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de
brandwerendheid en de gasdichtheid van vloeren of plafonds
van tot bewoning bestemde deien van gebouwen gelegen boven
niet tot bewoning bestemde delen van die gebouwen.
ARTIKEL 177
Van artikel 177 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Bij de beoordeling van de in dit artikel genoemde eigenschappen
mogen plafonds en dekvloeren worden meegerekend.
Brandveiligheid van vloeren van niet tot bewoning bestemde
gebouwen
Vloeren die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie van
een niet tot bewoning bestemd gebouw, moeten een brand-
werendheid, gebaseerd op het criterium van bezwijken, hebben
die ten minste:
gelijk is aan de te verwachten duur van de brand in de betrok-
ken ruimte, indien het gebouw niet hoger is dan 8 m;
30 minuten groter is dan de onder a bedoelde brandwerend-
heid, indien het gebouw hoger is dan 8 m, doch niet hoger
dan 16 m;
1.
a.
3.
4.
b.