Veiligheid bij beweegbare ramen
Van het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:
1. Beweegbare ramen mogen zich in generlei stand boven een
weg of een galerij bevinden, indien de onderkant van het raam
lager gelegen is dan:
Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Aan beweegbare ramen van voor het verblijf van mensen be-
stemde ruimten waarvan de vloer meer dan 1 m boven een
ter plaatse van de buitenzijde van het raam aanwezig betreed-
baar oppervlak is gelegen, moet een doeltreffende beveiliging
tegen doorvallen van personen zijn aangebracht tot een hoogte
boven de vloer van:
a. ten minste 0,8 m, indien het hoogteverschil tussen de betreed-
bare oppervlakken aan weerszijden van het raam niet meer
dan 5 m bedraagt;
b. ten minste 1 m, indien het hoogteverschil tussen de betreed-
bare oppervlakken aan weerszijden van het raam meer dan
5 m doch niet meer dan 13 m bedraagt;
c. ten minste 1,2 m in alle overige gevallen.
ARTIKEL 207
Van artikel 207 worden het opschrift en de tekst vervangen door;
Brandveiligheid van trappen en trapbordessen in tot bewoning
bestemde gebouwen
1. Trappen in tot bewoning bestemde gebouwen die toegang geven
tot meer dan één woning of wooneenheid of tot een gemeen-
schappeiijke ruimte, moeten onbrandbaar zijn.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid, indien geen der
woningen of wooneenheden waartoe de trap toegang geeft een
meer dan 5 m boven peil gelegen vloer van de hoofdwoonkamer
heeft.
2. Gemeenschappelijke trappen in tot bewoning bestemde gebou-
wen moeten een brandwerendheid hebben die voldoet aan
tabel 3.
3. Van trappen in tot bewoning bestemde gebouwen mag de bij-
drage tot de brandvoortplanting, als bedoeld in NEN 3883, uit-
gave 1975, niet meer bedragen dan volgens: