maar hij meent dat we daar attent op moeten zijn. Zijn fraktie heeft geen bezwaar tegen de formuleringen in de artikelen 8 en 10 dat het in enkele gevalien mogeiijk moet zijn dat slechtséén persoon in gevallen van het college van burgemeester en wethouders^ overgaat tot het horen van belanghebbenden. Zij zou echter graag wil- len vernemen of het college met haar van mening is dat dit tot deuit- zonderingen zou dienen te behoren. Zij acht het naraeiijk in principe verreweg de voorkeur te verdienen dat horen altijd door tenrainste twee léden of twee ambtenaren, als dat ai nodig is, te laten plaats vinden. Aan de andere kant kan zij zich situaties voorstellen dat er in een bepaald geval een zodanige toevloed is dat men daar twee leden van het college niet mee gaat belasten. Wel vindt zij dat in artikel 10, als ambtenaren wordt opgedragen belanghebbenden te horen, een soortgelijke bepaling zou dienen te gelden als geldt ten aanzien van het lid van het college van burgemeester en wethouders in wiens portefeuille de^ betreffende zaak verkeert, dat dus ook daar zou moeten gelden dat niet alleen de ambtenaar onder wie de desbetreffende zaak berust de belang- hebbenden hoort. Zijn fraktie heeft er nu geen behoefte.aan dat nu direkt in een formulering te verpakken, zij wil dat graag aan het col- lege overlaten, maar zij wii vandaag wel graag besluiten om in dever- ordening op te nemen dat dit ook geldt voor ambtenaren. De heer Van Emmerik brengt naar voren dat hij zich aansluit bij de eerste vraag van deüëer Jager. Hij kompl imenteert het college metde toelichting die zeer duideiijk en doorwrocht is, wat overigens niet hoeft te verbazen als men weet dat de grondslag waarop dit rust na- tuurlijk ook uitstekend was, namelijk de wet administratieve recht- spraak overheidsbeschikkingen en de model-verordening die de V.N.G. daarop heeft doen stoelen. Inzake de kwestie van het horen zegt spreker dat als het een beslis- sing van de raad is, het horen geschiedt door de commissie voor de beroepschriften. Hij neemt aan dat dat horen de hele voorbereiding van de eventuele beslissing op het bezwaarschrift betreft.en dat het insluit dat degene die hoort ook een advies uitbrengt. Spreker is het ermee eens dat bezwaren tegen beslissingen van burgemeester en wethouders door het college zelf, of althans namens het college, ge- hoord worden en niet doorgeschoven worden naar een commissie. Hij is het niet eens met het bezwaar dat hier werd aangevoerd, dat dit te- veel in de richting van het beroep gaat, want hij meent zich uit de voorgeschiedenis te herinneren dat met name de commissie Wiarda,die grondleggend werk gedaan heeft voor dit stuk wetgeving, nu niet be- paald zo bang was voor het uitgroeien tot een soort van echt admini- stratief beroep. Spreker ziet wel praktische bezwaren oradat de com- missie voor de beroepschriften daar wellicht niet voldoende tijd voor zou vinden. Aan de andere kant zou men kunnen stellen dat deze cora- missie enige ervaring heeft, met name op het gebied van toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur, hetgeen ook niet onbelangrijk is. Hij gelooft dat de ontwikkelingen in de naaste toekomst moeten worden afgewacht en dat eventueel in een later stadium, op grondvan de ervaringen die we dan hebben opgedaan, daarop kan worden terug- gekomen. De voorzitter deelt mede dat het college nader zal bezien of de voorzittersbevoegdheidgenoemd in artikel 6 en 7een formele wij- ziging behoeft om het door de heer Jager gesignaleerde te kunnen 25 augustus 1977 204

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1977 | | pagina 19