205 25 augustus 1977 opvangen. Ten aanzien van artikel 10 heeft spreker geen probieem met het voorstel van de heer Jager. Ook het coliege vindt het in de geest van artikel 8 dat hier toch altijd tenminste twee personen zijn die worden aangewezen om de hoorplicht uit te oefenen. Spreker is eveneens van mening dat het een logische doortrekking is van de gedachte, die in artikel 8 duidelijk is vervat, omdat ook bij de delegatie aan ambtenaren toe te passen. Iets moeilijker heeft hij het met de opmerking van de heer Van Emmerik, die het horen zeer ex- tensief interpreteert en niet, zoals het college dat heeft opgevat, dat dit horen eenvoudigeen horen betreft plus verslaglegging van be- trokkenen. Hij verzoekt de heer Van Emmerik het waarom en de basis waarop zijn gedachte stoelt nader toe te lichten. De heer Jager vindt de opmerkingen van de heer Van Emmerik, dat het horen ook zou moeten worden uitgelegd in de zin van adviseren op zich een denkbare vorm, maar zegt dat dit wel het andere model is dat in het voorstel zelf ook naar voren is gebracht, namelijk model 2: het administratief orgaan draagt het horen van de klager en het uitbrengen van een advies over aan een commissie. Uit het feit dat het coilege elders in zijn voorstel zegt dat het kiest voor model 1 blijkt, dat het aan dat uitbrengen van advies in ieder geval niet heeft gedacht. Spreker heeft daar ook geen moeite mee. Als men bedenkt dat het hier nog niet uitsluitend gaat om een toetsing aan de uitgangspunten van de wet AROB, maar dat het gaat om een heroverweging in zijn totaliteit van de beslissing die de raad in zo'n geval heeft genomen, dan vindt hij het ook juist dat de normale besluitvormingsprocedure voor een raad, namelijk een voor- bereiding van een besluit door het college van burgemeester en wet- houders voor de raad, op het desbetreffende bezwaarschrift plaats vindt. De wet schrijft wel voor dat het orgaan dat het besluit heeft genomen - niet het orgaan dat het heeft voorbereid - de betreffende belanghebbenden in de gelegenheid stelt gehoord te worden en dan is het een praktische oplossing dat horen op te dragen aan een aantal leden van die raad. In dit geval hebben wij gekozen voor de ervaren commissie op dat terrein, de commissie voor de beroepschriften. Spreker meent dat dit een juiste oplossing is en dat men daar zeker enige tijd ervaring mee zou moeten gaan opdoen of dat een juiste wijze is van een loyaal uitvoeren van deze wet en dat men altijd later, mocht blijken dat er toch een niet praktische wijze van werken is geweest, zou kunnen besluiten tot een andere oplossing. De heer Van Emmerik meent dat die laatste gedachte wel snel bij de betrokken commissie zai ontstaan, omdat, naar het hem voorkomt, het louter horen en verslagleggen een weinig interessante bezigheid voor de commissie zal zijn. Niettemin wil spreker graag de ontwikkeling afwachten waarna men altijd, ook aan de hand van de ervaringen van de betrokken commissie, daarop kan terugkomen. Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XXIII. Inspraak woonbuurten centrum en aanwijzing ontsluitingswegen naar het centrum. (volgnr. 89) De voorzitter brengt naar voren dat de inspraak woonbuurten een volkomen Tôgische beleidskonsekwentie is nadat de uitgangspunten en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1977 | | pagina 20