209
25 augustus 1977
zaak thans nog niet tot op de bodem mogen uitspitten en evenmin pre-
cies mogen aangeven wat in laatste instantie voor de raad wel of niet
aanvaardbaar zal zijn. Men zou dan immers de inspraak bij voorbaat zo-
danig beknotten dat zij weinig meer kan zijn dan een schijnvertoning.
Die kant mag het bepaald niet uitgaan. De C.D.A.-fraktie wil het daar-
om vanavond laten bij het maken van enkele algemene opmerkingen en bij
het plaatsen van enkele kritische kanttekeningen.
De door de raad ten aanzien van het centrum geformuleerde doelstellin-
gen mogen niet los van elkaar worden gezien. Dat geldt in het bijzonder
voor d.e beide eerste doelstellingen, te weten "de woonbuurten in het
centrum 'tegen overlast beschermen" en "de bereikbaarheid van het cen-
trum per auto handhaven". Maar ook de doelstelling "zo dicht mogelijk
bij de winkels parkeren" houdt er verband mee, al kwam zij dan pas op
de vijfde plaats. Het is wel duidelijk dat er tussen deze doelstellin-
gen een enorm spanningsveld heerst, een spanningsveld dat bepaaldwordt
door een aantal tegenstrijdige belangen tussen de buurtbewoners in het
centrum enerzijds en de winkeliers aan de Binnenweg en de Raadhuis-
straat maar ook de overige inwoners van de gemeente anderzijds. Uiter-
aard is het de taak van de raad deze belangen tegen elkaar af te wegen
en beslissingen te nemen die alle betrokkenen zoveel mogelijk recht
doet. Zijn fraktie is zich er goed van bewust dat de positie van de
raad en die van de bewoners in dit opzicht verschilt. De raad zal met
bovenwijkse belangen rekening moeten houden en de uitwerking van alle
doelstel1ingen zo evenwichtig mogeiijk moeten laten plaatsvinden.
De centrumbewoners daarentegen kunnen zich primair beperken tot hun
eigen wijkbelang; "primair", omdat ook de belangen van de buurtbewo-
ners zich over de grenzen van hun eigen wijken uitstrekken. Hebben zij
er bijvoorbeeld niet een groot belang bij dat het winkelbestand inhet
centrum in takt blijft, ja zelfs blijft floreren? Alleen daarom al zul-
len zij zich niet tot het pure wijkbelang kunnen beperken en niet kun-
nen doen alsof er naast de bescherming van de woonbuurten tegen over-
last geen andere doelstellingen zouden bestaan. In dit verband meent
spreker een kritische kanttekening te moeten plaatsen bij de passage
op bladzijde 16, onder a: "de bewoners van het centrum mogen in hun
woonomstandigheden zowel binnen als buiten de woning geen nadelen on-
dervinden van de toevallige omstandigheid dat er een winkelcentrum in
hun nabijheid ligt; het woonmilieu in het centrum moet gelijk zijn aan
het wonen in andere delen van Heemstede". Dit kan toch nauwelijks se-
rieus gemeend zijn. Men kan toch niet stellen dat het winkelcentrum
toevallig in de nabijheid ligt? Spreker kent verder vele bewoners van
het centrum die aan het wonen aldaar bewust de voorkeur hebben gegeven,
juist omdat ze dan zo dicht bij de winkels zouden zitten. Daarmee wordt
voldoende benadrukt dat het wonen in het centrum behalve nadelen ook
voordelen heeft.
De woonfunktie in een centrumwijk is nu eenmaai een andere dan die in
bijvoorbeeld de Rivierenwijk. Men kan dan ook niet stellen dat hetwoon-
milieu in het centrum per definitie gelijk moet zijn aan dat in andere
delen van Heemstede.
Inzake de samenhang van de doelstellingen die de raad met betrekking
tot het centrum heeft geformuleerd zegt spreker dat een belangrijk uit-
vloeisel daarvan is dat de raad vanavond een aantal ontsluitingswegen
zal moeten aanwijzen. In het voorstel van het college worden als zoda-
nig met name genoemd: de Lanckhorstlaan, de Kerklaan, de Van Merlen-
laan, de Camplaan, de Zandvaartkade en de Julianalaan annex Juliana-
plein. Zijn fraktie kan zich hiermee verenigen. Toch realiseert zij