15 december 1977
308
aankloppen voor zijn uitkerinq, die als eerste wordt aangesoroken als
de woonomgeving verslechterd, die als eerste verantwoordelijk is voor
het voorzieningenniveau in het algemeen. Wellicht zal er in het voor-
jaar een begin van duidelijkheid op dit vlak bestaan, hoewel we daar-
op ook weer niet te veel moeten rekenen. Met verkiezingen in maart en
mei immers is het de vraag of de nieuwe regeerders van dit land het
aan zullen durven hun ware gezicht te tonen.
Wel hopen wij dat de lokale bestuurders afkomstig uit de partijen die
thans het nieuwe kabinet al dan niet con amore in het zadel tillen,
bereid zullen zijn om van hun positie als belangrijk deel van het ka-
der van hun partijen, gebruik te maken om zorg te dragen voor het be-
houd van de mogelijkheden voor de gemeenten in dit land voor het op
peil houden van het voorzieningenniveauAls kader van hun partij im-
mers dragen zij medeverantwoordelijkheid voor de totstandkoming van
dit kabinet en voor de houding van hun partij ten opzichte van het
door dit kabinet te voeren beleid. Ook mijn groepering heeft die mede-
verantwoordelijkheid- van het in de afgelopen vier jaar gevoerde beleid
in Den Haag gevoeld en ook uitaedragen en er ook duidelijk blijk van
gegeven, ook als wat er in Den Haag gebeurde ons niet beviel.
Eén en ander brengt ook met zich mee dat het niet onmogeiijk is dat
we als gemeente onze^eigen verantwoordelijkheid zullen moeten nemen
voor het handhaven van het door ons gewenste voorzieningenniveau, dat
wil dus zeggen eventueel zelfs met gebruikmaking van eigen financiële
middelen. De mate van bereidheid daartoe binnen deze raad zou wel eens
bepalend kunnen worden voor de toekomstige bestuurlijke verhoudingen
in deze gemeente.
Kom ik dan na deze sombere vooruitzichten tot het beleid voor 1978.
In dit deei van deze algemene beschouwing zal ik het hebben over een
aantal onderwerpen waarvan wij menen dat bespreking niet kan wachten
op het voorjaar, omdat zij nog in 1973 zullen moeten worden aangepakt,
dan wel die geen direkte relatie hebben met de gemeentelijke beleids-
planning of met het beleid van 1978. Ik zal met dit laatste beginnen.
Mijn fraktie heeft, in verband met recente ontwikkelingen of liever
nog vanwege het gebrek daaraan, behoefte om iets te zeggen over de
positie en het funktioneren van het gewest Kennemerland. Een maand ge-
leden heeft deze raad een nota over de verhouding tussen de pregewes-
ten en de provincie Noord-Holland voor kennisgeving aangenomen. Een
stuk waarin een beroep werd gedaan op de provincie om ernst te maken
met de erkenning van de pregewesten als beiangrijke bestuurlijke samen-
werkingsverbanden en als volwaardige gesprekspartners van de provincie.
Naar het oordeel van mijn fraktie is dat beroen, behoudens enkele klei-
ne onderdelen daarvan, terecht gedaan. Toch nenen wij en we weten dat
we daarin niet alleen staan binnen deze raad, dat een dergelijk beroep
op de orovincie inhoudsloos wordt als niet daarnaast ook vanuit de in
de pregewesten samenwerkende gemeenten zelf ernst wordt gemaakt met
het inhoud geven aan het gewest. Het gaat niet aan de provincie te vra-
gen om zelfs taken van de provincie over te draaen aan het gewest, als
niet eerst de gemeenten die een gewest vormen bereid zijn delen van
hun eigen taak over te dragen. Waarom zijn we destijds van harte over-
gegaan tot de instelling van het gewest? Dat was toch omdat we er allen
van overtuigd waren dat er binnen onze regio taken vervuld moesten wor-
den ten behoeve van onze inwoners die niet meer door elke gemeente apart
behartigd konden worden. Het gewest zou zich moeten ontwikkelen tot een
democratisch gekontroleerd samenwerkingsverband met een van de gemeen-
ten afgeleide eigen verantwoordelijkheid voor bovengemeentelijke zaken.