311
15 december 1977
de noodzaak daarvan wordt qehamerd, wordt verwezen naar landelijke
voorlichtingsaktiviteiten en wordt voor het overige de schouders opge-
haald. Ik wijs er met nadruk op dat ondanks andere berichten in depers,
bij onverdachte deskundigen en regeringsvertegenwoordigers zowel in
het kader van bv. de Raad van Europa als in wereldwijde internationale
organen en recentelijk nog in de S.E.R., steeds meer de overtuiging
groeit dat binnen afzienbare tijd het gedaan zal zijn met onze welvaart
als onverminderd op de thans ingeslagen weg van groei van het energie-
verbruik wordt voortgegaan.
Ik wijs er bovendien op dat het afzien van maatregelen tot beperking
van de groei van het energieverbruik, het toepassen van kernenergie
onvermijdelijk maakt met alle mi1ieutechnische maar niet in het minst
ook maatschappelijke en politieke gevolgen daarvan. Ik herinner u aan
een aanvaarde motie in deze raad, waarin ongerustheid werd uitgespro-
ken over delen van de ontv/ikkelingen op het terrein van de kernener-
gie, met name ae sneile kweekreactorTot slot wijs ik erop dat zowel
in de energienota van minister Lubbers als in stukken van de Algemene
Energieraad onder voorzitterschap van de burgemeester van Delft, ir.
Oele, wordt gewezen op de belangrijke taak, die voor gemeentebesturen
in dit vlak is weagelegd.
Mijn fraktiegenoot Van Amerongen zal morgen op deze zaak terugkomen.
Ik hoop slechts dat onze indruk, dat de motivatie bij uw college en
uw apoaraat ontbreekt, gelogenstraft zal worden.
Over het welzijnsbeleid zal ik kort zijn. Voor de ideeën die op dit
terrein leven binnen mijn fraktie en van de ongerustheid over devoort—
gang op dit zo belangrijke terrein, moge ik verwijzen naar mijn drie
voorgaande algemene beschouwingen en het verslag van de commissie voor
sociale zaken van 30 november jongstleden. Slechts enkele punten wil ik
thans nog aan de orde stellen. Eën daarvan heeft betrekking op dewerk-
wijze binnen de raad ten aanzien van het welzijnsbeleid. Mijn fraktie
is van oordeel dat gekomen moet worden tot de instelling van één raads-
commissie voor het welzijnsbeleidEen commissie waarmee het college
van burgemeester en wethouders kan overleggen over het gehele proces
van ontwikkelen van een echt gemeentelijk welzijnsbeleid. Naar ons oor-
deel zouden de commissies voor sociale zaken en cuiturele zaken kunnen
worden geTntegreerd tot deze éne commissie welzijn. Gaarne vernemen
wij het oordeel van het college op dit punt.
Een belangrijk onderdeel van welzijnsbeleid is de rol van de gemeen-
telijke sociale dienst. Gaarne vernemen wij het oordeel van het colle-
ge over de steeds meer terreinwinnende gedachte over de ontwikkeling
van dit soort sociale diensten van een louter firianciële hulpdienst
naar een echt maatschappelijk hulpverleninasorgaan, dat naast instel-
lingen van particulier initiatief een eigen funktie vervult. Ook het
instituut van de sociale raadsman/vrouw verdient daarbij de aandacht.
Wij kunnen ons voorstellen dat het college niet op dit moment reeds
vollediq uitgewerkte ideeën terzake öp tafel kan leggen. Wel verzoe-
ken wij het college thans reeds mede te delen of het in principepo-
sitief staat ten opzichte van deze door mij geschetste ontwikkelin-
gen en of het bereid is in het komende jaar zich gedachten te gaan
vormen over de konkrete uitwerking van dit principe voor Heemstede.
Tot slot wat dit onderwerp betreft, mijnheer de voorzitter, ook van
onze kant nog iets over het Jeugdhonk en wel in het bijzonder de
huisvesting daarvan. Als argumenten voor het afv/ijzen van een aan-
vullende subsidie voor een nieuwe huisvesting heeft het college tot
nog toe steeds gehanteerd het feit dat ëên en ander niet gesubsidieërd