2e afd.
25 mei 1978
55
VI In artikel D 1, 2e lid, wordt de aanhef herschreven als volgt:
"Bij de regeling van de werktijd v/ordt in acht genonen:"
VII In artikel D 1, 2e lid, onder a, worden de getallen "42J" en "8J"
gewijzigd in "40" en "8".
VIII In artikel C 3, 5e lid, onder a, wordt de breuk "1/181" gewijziqd
in "1/173".
IX Artikel D 2 wordt herschreven als volgt:
Indien door de ambtenaar als bedoeld in artikel C 4, lid 1, arbeid
op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag
of zondag, waarop hij arbeid heeft verricht, een andere vrije dag
toegekend.
X Artikel D 3 wordt herschreven als volgt:
1. In elk kalenderjaar heeft de ambtenaar recht op vakantie met be-
houd van bezoldiging, gedurende het bij algemene regelen als be-
doeld in artikel D 5, lid 1, vastgesteïde aantal dagen.
2. Deze vakantie wordt verleend, tenzij de belangen van de dienst
zich daartegen verzetten en toepassing wordt gegeven aan het be-
paalde in artikel D 8, lid 1, dan wel toepassing wordt gegeven
aan artikel D 10, leden 1, 2 en 3.
3. De vakantie wordt verleend door het hoofd van dienst en aan hoof-
den van dienst door burgemeester en wethouders.
XI In artikel D 5, 2e lid, wordt het woord "negentien" vervangen door
het woord "twintig".
XII In artikel D 7, 4e lid, wordt achter het woord vakantiedagen toege-
voegd: tenzij het gezag dat de vakantie verleent, in naar zijn
oordeel daarvoor in aannerking komende gevallen anders beslist".
XIII Artikel D 10 wordt herschreven als volgt:
1. Indien in enig kalenderjaar de vakantie geheel of gedeeltelijk
niet is verleend
a. op verzoek van de ambtenaar;
b. als gevolg van afwezigheid weqens ziekte die niet aan deschuld
of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten of
c. als gevolg van verblijf in militaire dienst anders dan voor
eerste oefening; wordt de niet genoten vakantie in het eerst-
volgende kalenderjaar verleend, tenzij het belang van dedienst
of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzet-
ten.
2. De wegens ziekte tijdens een vakantie niet genoten vakantiedagen
v/orden als niet verleend beschouwd, indien de ambtenaar aanneme-
lijk kan maken dat hij, ware hem geen vakantie verleend, op die
dagen verhinderd zou zijn gev/eest zijn betrekking te vervullen.
3. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt met dien verstande, dat
de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer aanspraak kan doen gel-
den op een langere vakantie dan anderhalf maal het hem bij oi"