afd. 28 september 1978 110
Artikel 7. Erf (E)
1. De gronden met de bestemming erf zijn bestemd voor:
a. erven bij de gebouwen op de aar.grenzende bebouwingsstrook;
b. gedeelten van woonhuizen behorende tot en aangebouv/d aan de woonhui-
zen op de aangrenzende bebouwingsstrook;
c. autoboxen, bergplaatsen en andere niet voor bewoning bestemde bijge-
bouwen die verband houden met de bestemming van de in de aangrenzen-
de bebouwingsstrook gelegen gronden;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die verband houden met de bestem-
ming van de in de aangrenzende bebouwingsstrook gelegen gronden.
2. De ingevolge lid 1 toelaatbare bouvnverken mogen uitsluitend worden
gebouwd met inachtneming van de op de kaart en de hierna gegeve.n
aanwijzingen:
a. indien zich op de aangrenzende bebouwingsstrook op de begane grond
woonhuizen bevinden mag van de oppervlakte van de in lid 1 bedoel-
de gronden per woonhuis ten hoogste 30% - met een maximum van 30 m2
- met gebouwen worden bebouwd;
b. indien zich op de aangrenzende bebouwingsstrook op de begane grond
geen woonhuizen bevinden mag van de oppervlakte van de in lid 1, be-
doelde gronuen per insteiling als bedoeld in artikei 6 iid 1 onder b
ten hoogste 40% - met een maximum van 50 m2 - met gebouwen worden be-
bouwd
c. de hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1.80 m bedragen;
dter plaatse waar op de kaart de nadere aanwijzing (n) is ingetekend
geldt in afwijking van de aldaar aangegeven hoogtemaat, dat de hoogte
van de in lid 1 bedoelde gebouwen ten dienste van de in artikel 5 lidl
onder b bedoeide instellingen ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent.
de situering en hoogte van de gebouwen, die ingevolge het bepaalde in
lid 1 toelaatbaar zijn, indien deze gebouwen over een lengte van meer
dan 3.00 m, hetzij in de erfscheidinghetzij binnen een afstand van
2.00 m hier vandaan zulien worden gebouwd, teneinde te waarborgen dat
de op te richten bebouwing geen onnodige nadeiige veranderingen te
weeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven en overi-
gens met dien verstande dat:
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig
- 7 -