284
U heeft in dat opzicht dus volledig gebruik gemaakt van de mogelijkheden
die de brief van de minister van 1 juni de gemeenten biedt. U heeft daar
nogal inventief op ingespeeld, u heeft goed tussen de regels door geie-
zen. U heeft in de mededeling, die namens de raad door de nestor is ge-
daan, uw standpunt dat er een vertrouwenscommissie moet kotnen duideiijk
neergelegd en dat is ook onderdeel van het verslag. Het verslag wordt
door mij aan de kandidaten toegezonden en uw bedoeling bereikt in dat
opzicht de kandidaten.
Ik zeg dus nogmaals dat ingevolge de werkafspraken die met de minister
en de collegae zijn gemaakt, mijn bemoeiing met betrekking tot dit punt
beperkt blijft tot de toezending van het verslag aan de kandidaten, het-
geen natuurlijk niet wegneemt, dat staat overigens ook in de brief van
de minister, dat als bijvoorbeeld een dergelijkë commissie, maar dat kan
ook een andere groep zijn, op een gegeven moment de commissaris opzoekt
en mededelingen doet over inzichten die men heeft, aeze dan aangehoord
worden en, zoals ook in de brief van de minister staat, meegewogen wor-
den in het totaal van de afwegingen die moeten plaatsvinden.
Ik heb een passage onderlijnd in de uiteenzetting van de fraktievoorzit-
ter van het C.D.A., omdat ik dat namelijk wel een erg adekwate formule-
ring vond voor wat hier nu aan de orde is. De C.D.A.-fraktie zei"Mijn
fraktie acht het een goede zaak dat kandidaten voor het Heemsteedse bur-
gemeesterschap, die zulks wensen, kennis komen maken met een commissie
van vertrouwenslieden uit de raad, bestaande uit de drie fraktievoorzit-
ters". Ik geloof - ik onderlijn dat van mijn kant even - dat u niet meér
mag vragen van de kandidaten aan wie het verhaal wordt toegezonden, dat
degenen die daar positief op willen reageren, dat doen op de manier zo-
als u die heeft aangegeven en ik moet van mijn kant nog eens duidelijk
stipuleren, wat ik overigens, ook in de tijd toen ik wat meer op eigen
initiatief met deze zaak bezig was, altijd in de brieven die ik daarover
aan de grotere gemeenten zelf schreef heb gezegd, namelijk dat het gaan
van kandidaten naar een vertrouwenscommissie in de afgelopen jaren nooit
in enigerlei opzicht een verplichting is geweest en dat betekende dus
dat ik ook in de afgelopen jaren in de gemeenten waar dit heeft gespeeld,
kandidaten die daarvoor om hen moverende redenen niet voelden, volledig
in dé beschouwing heb betrokken.
Ik heb dat in de desbetreffende brief aan de kandidaten voor de burge-
meesterspost van Haarlem .- een voorbeeld van die brief heb ik destijds
als bijlage van het artikel in"De iiederlandse Gemeente"vermeld - ook
met zoveel woorden gezegd. Zou ik dat anders hebben gedaan dan zou ik
op de rand van de ambtsinstrukties zijn gekomen en dat kan natuurlijk
nooit de bedoeling zijn. We zullen zien hoe dit funktioneert.
In zijn slotwoord sprak de heer Van Amerongen de hoop uit dat het niet
lang zal duren voordat er een nieuwe burgemeester kan worden benoemd.
In dat verband merk ik op dat vorige week de begrotingsbehandeling van
binnenlandse zaken heeft plaatsgevonden. Wat ik daarvan gehoord en ge-
lezen heb is dat de vrij lange duur, die de laatste tijd toch meer ma-
nifest is geworden bij de benoeming van burgemeesterseen punt van
zorg is geweest en toen heeft men in de kamer wat kritisch over de com-
missarissen gesproken en de commissarissen herinnerd aan de bepalingen
van de ambtsinstruktie, dat een en ander zich binnen vier maanden moet
afspelen. Daar ben ik het op zich mee eens, doch overigens is het zo,
dat als men er een stuk inspraak voor plaatst - ik heb dat vroeger ook
bij inspraak ruimtelijke ordening gezegd - dat in het algemeen tijd
kost. Inspraak kost vaak ook geld, maar hier kost het bijna geen geld,
9 november 1978