313
30 november 1978
ven heeft aanvaard en dat sindsdien door alle frakties, zij het in ver-
schillende toonaarden, op realisering daarvan is aangedrongen. Het col-
lege verheugt zich over de instemming die in dit verband is uitgesproken
met de instelling van de werkgroep heroverweging beleid waarbij deheer
Arnoldy heeft gevraagd aan te geven hoe het resultaat en de werkwijze
van de werkgroep ter kennis van de raad zal worden gebracht. De heer
Van Emmerik heeft de opmerking gemaakt dat deze werkgroep er duidelijk
voor zal moeten zorgen dat alie terreinen zullen moeten worden bezien
en zich bij wijze van spreken niet mag beperken tot die zaken die van-
daag bijzonder in het oog springen, zoals die welke met name genoemd
zijn in de aanbiedingsnota.
Het college heeft bij de instelling van de werkgroep als eerste uitgangs-
punt geformuleerd dat alle terreinen van het beleid zouden moeten worden
heroverwogen. Met andere woorden: de heroverweging moet integraal plaats-
vi nden.
Wat de procedure betreft is het volgende afgesproken: als de werkgroep
gereed is met haar werk - thans valt niet te overzien wanneer dat moment
is aangebroken, maar het college hoopt in het vroege voorjaar van 1979 -
dan zal het resultaat aan het college worden voorgelegd en nader door
het college worden bekeken. Zeer spoedig daarna hoopt het college de
verschillende raadscommissies bij de verdere beoordeling van het resul-
taat in te schakelen.
Het college hoopt dus te komen tot een coöperatie tussen college en
raad. Dat kan enige tijd vragen, maar mêt de fraktievoorzitters is het
college van oordeel dat er in ieder geval met een zodanige snelheid ge-
werkt zal moeten worden dat de resultaten van de heroverweging van het
beleid nog zullen kunnen doorwerken in de begroting 1980.
Inzake het huidige financiële beeld wijst de heer Arnoldy op de geraam-
de 1astenverzwaringen tot en met 1983, waarvoor voorshands geen dek-
kingsmiddelen beschikbaar zijn. Het college accentueert in dat verband
ook de noodzaak van een heroverweging van bestaande uitgaven. De heer
Van Emmerik spreekt in soortgelijke termen en wijst op de projekten
die voor de eerstkomende jaren nog in uitvoering zullen moeten worden
genomen en waarvoor middelen zullen moeten worden gecreëerd. De heer
Van Amerongen stelt, dat het college de afgelopen jaren wel eens ten
onrechte een somber beeld heeft geschetst, maar nu vindt hij dat daar
inderdaad meer aanleiding toe is. Later, en dat is enigszins met elkaar
in strijd, zegt de heer Van Amerongen dat de financiële positie van
de gemeente florissant is, maar spreker heeft begrepen dat hij dat
"florissant" dan plaatst in vergelijking met andere gemeenten en ook
in het licht van de reserves die bij de gemeente Heemstede nog voor-
handen zijn.
De heer Arnoldy heeft een opmerking gemaakt met betrekking tot de
voorgenomen onttrekking van het dertigste deel van de saldireserve.
Hij plaatst daar dan vervolgens een kritische kanttekening bij in de
zin van: mede in het licht van de geformuleerde beleidsintenties zou
het meer voor de hand liggen om bijvoorbeeid een bedrag van 1 miljoen
aan de saldireserve te onttrekken en dit dan te bestemmen voor de fi-
nanciering van bepaalde projekten.
Over dit onderwerp is net name ook in de financiële comnissie van ge-
dachten gewisseld en is het collegestandpunt verwoord, dat de onttrek-
king van die/f LOOO.OOOiin de praktijk niet nodig zal zijn. Zijn
c' stelling is dat als men het elk jaar gaat doen, dit in de praktijk be-
tekent dat het feitelijk niet tot een onttrekking komt. En juist daar-
yj om is het college van mening dat de wat zware methode van onttrekking
J. van 1 miljoen gulden aan de saldireserve niet op zijn plaats is, al-