3e afd.
128
b. een ongebouwd eigendom, niet zijnde de ondergrond of een aan-
horigheid van een gebouwd eigendom;
c. indien gedeelten van de in letter a of b bedoelde eigendommen -
andere dan de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in
artikel 2, tweede lid, letter b van het "Besluit gemeentelijke
onroerend-goedbelastingen" - blijkens hun indeling zijn bestemd
om als een afzonderiijk geheel te worden gebruikt: elk als zo-
danig bestemd gedeelte;
2. aanhorigheden:
gebouwde en ongebouwde eigendommen, behorende bij en in gebruik
zijnde met een gebouwd eigendom of gedeelten daarvan, voor zover
die eerstgenoemde eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld,
dienstbaar zijn aan dat gebouwde eigendom of die gedeelten daarvan;
3. woning:
een gebouwd eigendom of gedeelte daarvan als bedoeld in 1, letter
a.onderscheidenlijk letter c, dat in hoofdzaak is bestemd of wordt ge-
bruikt voor woondoeleinden.
Heffingsgrondslag.
Artikel 4.
1. Voor de vaststelling van de heffingsgrondslag wordt de waarde in het
economisch verkeer bepaald op die welke aan het onroerende goed dient
te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan
zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het goed in de staat
waarin het zich bevindt, onmiddellijk en in voile omvang in feitelijk
gebruik zou kunnen nemen.
2. Indien van een onroerend goed, als bedoeld in artikel 3, onder ten
eerste, letter c, niet een zelfstandige waarde in het economische
venkeer kan worden vastgesteld.wordt die waarde gesteld op een even-
redig deel van de waarde in het economischeverkeer van het eigen-
dom, waarvan het deel uitmaakt.
3. Bij de toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de waar-
de van tot het onroerende goed behorende, daaraan al dan niet aard- of
nagelvast verbonden werktuigen, welke verwijderd kunnen worden met be-
houd van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigen-
dommen zijn aan te merken.
4. Bij toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de invloed,
welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom heeft op de waar-
de in het economische verkeer van het onroerende goed, zolang die bouw of
die verbouwing nog niet is voltooid, dan wel zolana dat gebouwde eigen-
dom nog niet gereed is gekomen voor feitelijk gebruik overeenkomstig
de bestemming, die met de bouw of verbouwing wordt beoogd.
5. Indien met betrekking tot een onroerend goed de bouw of de verbouwing
van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is ge-
vorderd, dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden ge-
nomen overeenkomstig de bestemming, die met die bouw of die verbouwing
- 5 -
1 december 1978