359
1 december 1978
ve. Daarbij is toen dit punt als extra afschrijving niet direkt aan de
orde geweest. Uit dien hoofde had hij er wat moeite mee, toen hij voor
de eerste keer dat element tegenkwam. Inzake de aanwending van de reser-
ves heeft de heer Van Amerongen gezegd dat het resultaat van de gewone
rekening bij vaststeliing naar de saldireserve vloeit, zowel voordelig
als nadelig. De wethouder heeft vanmorgen zelfs nog uitgesproken dat het
nog wel eens voor het jaar 1976 op een nadelig resultaat zou kunnen uit-
lopen, maar dat hij ook denkt dat de overschotten van 1976 en ook van
1977, van 1,7 miljoen, in een "fonds" kunnen worden gestort. In dat ka-
der acht spreker de mogelijkheid aanwezig zich nog eens te beraden oven
een stuk van de salireserve, dat eventueel in aanmerking zou kunnen ko-
men om te doteren in dat fonds. In dat kader zou er misschien nog eens
een diskussie in de financiële commissie kunnen ontstaan over dit onder-
werp.
Punt 8.
De heer De Jong realiseert zich dat het vaststellen van de kriteria
die het college in acht zou gaan nemen bij het opstellen van een voor-
dracht van kandidaten die als niet-raadsleden zitting gaan krijgen in
commissies, niet zo'n eenvoudig te beantwoorden vraag is. Hij denkt
met name aan de commissie voor ruimtelijke ordening. Spreker vraagt aan
welke groeperingen van de Heemsteedse bevolking men daarbij kan denken.
In sprekers fraktie is daarbij wel eens de mogelijkheid geopperd om le-
den van de verschillende politieke groeperingen in Heemstede daarvoor
ook in de beschouwingen mee te nemen. Hij vraagt of het college zich
over deze laatste suggestie al ecn mening heeft gevormd.
De heer Van Amerongen merkt op dat het college doende is de commis-
sies voor onderwijs en voor economische zaken in te vullen met niet-
raadsleden. Hij zou zich kunnen voorstellen dat als er daarna geda^lit
wordt aan het opnemen van niet-raadsleden in andere commissies, voor
deze zaak in de vak-commissies aan de orde komt, er eerst een beraad
komt in de commissie voor algemene bestuurszakenom eens te praten over
de algemene kriteria die mogelijk zouden kunnen gelden voor het opne-
men van die niet-raadsleden in de commissies.
Mevrouw Bierman merkt op dat haar fraktie bij de formulering van de
C.D.A.-vraag toch wel enige vraagtekens wil plaatsen, omdat zij vindt
dat daarbij toch wel erg het zwaartepunt wordt gelegd bij het college.
Dat verbaast haar enigszins. Het gaat tenslotte om uitbreiding van
raadscommissies; logischerwijs zou men kunnen stellen dat dit een zaak
is die de raad aangaat. Maar daarnaast vindt zij het vooral van belang
dat waar sprake zal zijn van diverse groeperingen die in deze commis-
sies min of meer vertegenwoordigd zullen gaan worden, er toch naar ge-
streefd zal moeten v/orden dat deze groeperingen zoveel mogelijk in
staat zullen moeten zijn hun eigen kandidaten naar voren te brengen.
Haar fraktie zou vooralsnog niet al te dwingend willen voorschrijven
wat daarbij de procedure moet zijn. Dat laat natuurlijk onverlet dat
deze toekonstige leden van de raadscommissies daar titre personnel
in zitten en verder zonder last of ruggespraak moeten handelen.
ûe voorzitter brengt naar voren dat uitbreiding van de bestaande
commissies met niet-raadsleden alleen maar kan geschieden op voorstel
van burgemeester en wethouders. Daarom wordt uiteraard van de kant
van burgeraeester en wethouders een eerste aktiviteit verwacht. Het col-
lege heeft zich daaromtrent nog geen oordeel gevormd. Het was de be-
doeling deze zaak allereerst in de commissie voor algemene bestuurszaken