339
1 december 1978
van het buitengebeuren ais het ware afschermden. Als men die stad zo
voor zich ziet, dan ziet men dat het een maatschappelijke samenhang is,
dat het naatschappijbeeld en ook de sociaal-economische struktuur in
wezen de ruimtelijke ordening bepalen.
In de tussentijd komt ook Amsterdam opzetten. Amsterdam is niet zo oud
als Haarlem, maar lag aan twee belangrijke vestigingsfaktoren en belang-
rijke bereikbaarheidslijnen, namelijk de Amstei en het IJ. Men weet dat
het prachtig is bezongen door de kousenkoopman uit de Warmoesstraat:
aan de Amstel en het IJ daar doet zich heerlijk open, zij die als kei-
zerin de kroon draagt van Europe. Deze Amstel- en IJfaktor is voorAmster-
dam in eerste instantie zijn levensader en dan gaat Amsterdam groeien.
Dat kwam door de Zuiderzee, waar men problemen mee had. Spreker wil er
niet te diep op ingaan, maar bepaalde zaken zijn toch wel eens leuk om
te releveren, want Ansterdammers zijn lastig zoals men weet. Zij hebben
altijd al makken en maren gehad met hun stad, want het is al eeuwen ge-
leden dat ze de houtzagerijen niet in de stad wilden hebben, die hebben
ze toen naar de Zaan verwezen en dat was eigenlijk de eerste suburbani-
satie van industriële vestigingen uit Amsterdam, waarmee Amsterdam dus
eigenlijk zijn armen naar buiten uitsloeg. Zo kwam Amsterdam in gelijk-
waardigheid naast Haarlem te liggen en die invloedssferen hebberi lang
met elkaar gevochten. Zo was de trekschuit de eerste vervoersas tussen
Haarlem en Amsterdam; de Haarlemse trekschuit mocht niet verder dan de
helft van de weg, waar men moest overstappen op de Amsterdamse trek-
schuit. Dat was halfweg en die plaats is dan ook Halfweg geworden.
Amsterdam groeide en groeide: liet Noordhollands kanaal werd gegraven
en naderhand kwam het Noordzeekanaal en met het Noordzeekanaal kwam ook
de IJmond. Toen de IJmond er was kreeg Haarlem er als het ware een
nieuwe vestigingsfaktor bij, die wel voor Amsterdam bedoeld was maar ge-
volgen had voor Haarlem als bloembollenstad en sinds die tijd ziet men
ook dat Haarlem langzaam naar de IJmond toegroeit.
Dat zijn natuurlijk de twee basiselementen die men in het verhaal van
het N.Z.K.G. terugvindt en daar is Amsterdam veruit de sterkste van ge-
worden. Het zijn dan ook de vestigingsfaktoren van Amsterdam, namelijk
de haven, de voorhaven en de luchthaven, waar Amsterdam thans aan ligt,
zoals het vroeger aan de Amstel en aan het IJ lag, die ook hun effekten
hebben voor ons Kennemergebiedwaarin Haarlem als de centrale plaats
gezien zou kunnen worden.
Na de oorlog is er een geboortegolf geweest. Men realiseert zich dat
naar sprekers mening in het algemeen vrij slecht. Hij heeft vroeger nog
op school geleerd dat Nederland 8 miljoen inwoners telde, nu zijn er
bijna 14 miljoen. Als men kijkt naar België, dat in diezelfde tijd nog
geen miljoen inwoners erbij heeft gekregen, dan kan men nagaan wat een
enorme sprong aan inwonersaanwas Nederland sinds de oorlog te verwerken
heeft gekregen. Het is de vraag of dat doorgaat. Als men aanneemt dat
het niet doorgaat en dat de voorspellingen uitkomen, dan zal er nog wel
wat groei komen, maar dan is het in ieder geval duidelijk dat men, als
men in 20 jaar groeit van 10 miljoen naar 14 miljoen, men een beleid
voert op het gebied van woningbouw en huisvesting, dat anders is dan
dat men zou voeren als men 20 jaar tegemoet gaat waarin de bevolki.ia an
14 naar 15 miljoen zou groeien. In ieder geval is er na de oorlog een
enorme bevoikingstoenäme geweest. Er heeft zich ook een grote welvaarts-
stijging voorgedaan. Die stijging heeft zich vertaald in een stijging
van de inkomsten per hoofd van de bevolking. Nu is het al sinds de Egyp-
tenaren zo dat mensen die zich welvaart verwerven, dat omzetten in ruim-
tegebruik. AIs men dan ook een indexcijfer uitzet over de stijging van