399
1 december 1973
heer Hofland of het college bereid is de jaarlijkse vervanging op 15%
te bepalen zegt spreker dat het punt waarom het college thans niet ver-
der is kunnen gaan dan toezeggen dat in de loop van 1979 voorstellen
zullen worden gedaan met betrekking tot het boekenbudget, juist voort-
komen uit de vragen: wat is een reëel peil, ten opzichte vpn wat dient
men dat te relateren, welke rnaatstaf, welke indikator moet men daar-
voor gebruiken. Is dat het gemiddeld gebruik, het boekenbezit per in-
woner of het vervangingspercentage? Daarop wil het college zich op kor-
te termijn tezamen met de direkteur en eventuele andere deskundigen be-
raden. Vervolgens zal beslist moeten worden ten opzichte van welke peil-
datum we gaan spreken over handhaving van het reële peil. Doen we dat
ten opzichte van 1978 of moeten we dat doen ten opzichte van 1977 of
1975. Nadat dat is uitgekristalliseerd op basis van adviezen binnenhet
college zal het met voorstellen kunnen komen. Spreker betreurt het dan
ook enigszins dat het in de pers is overgekomen alsof het college geen
voorstellen in deze richting zou hebben gedaan en niet met voorsteilen
komt. Op de voorpagina van de Heemsteedse Courant stond dat het college
wel de problematiek schetst maar niet met zaken komt. Het college heeft
in ieder geval wel gezegd dat het met een voorstel zal komen, zodat er
in ieder geval verbetering zal plaatsvinden.
Verder wijst spreker erop dat het college in zijn beantwoording niet
verder is gegaan dan te stellen dat het vindt dat het ongewijzigd be-
leid ook inderdaad ongewijzigd beleid moet zijn, dat wil zeggen dat net
peil dat op een gegeven moment in een bepaald jaar bestond ook in reële
zin gehandhaafd dient te blijven en niet in feite achteruit moet lopen.
Daar is het college nu mee bezig en niet met uitvoering van een struk-
turele verbetering van het boekenbezit, want dat is een projekt dat
naar spreker meent inderdaad van de raad een te lage prioriteit heeft
gekregen.
Punt 43.
De heer Arnoldy brengt naar voren dat gelet op de sombere perspektie-
ven met betrekking tot rijkssubsidies terzake van restauratie van monu-
menten en de zekere impasse waarin het college vermoedelijk verkeert
met betrekking tot de zaken die voorliggen, zijn fraktie zich afvraagt
wat hier nu de konsekwentie van is met betrekking tot de begrotingspost
03.7.220 ten bearage van 83.328,— nu dit werk vcorshands niet in
uitvoering komt.
Wethouder Baar antwoordt dat er eerst zekerheid zal moeten zijn over
de uitwerking van de subsidiestop. Als deze inderdaad in volle omvang
voor onze monumenten zou gelden, met name voor die monumenten die thans
op de lijst staan voor uitvoering van restauratie, dan zal het college
zich nader moeten bezinnen over de vraag hoe de zaken dan zullen moeten
worden aangepakt. Als het ertoe zou leiden dat elke subsidie wegblijft
dan zullen de lasten inderdaad worden aangepast, maar hij stelt uitdruk-
kelijk dat de lasten die nu in de begroting staan, voortvloeien uit de
oorspronkelijke kredieten die door de raad beschikbaar zijn gesteld.
Voor bijvoorbeeld "Meerzicht" of "De Dorstige Kuil" geldt dus dat be-
sloten moet worden, wanneer de subsidie niet beschikbaar komt, of dan
de restauratie wel door zal gaan. Bij dat besluit zullen ook de konse-
kwenties daarvan in zijn volle omvang ter tafel moeten konen en de ge-
volgen daarvan zullen inderdaad kunnen leiden tot wijziging van de be-
dragen die onder deze begrotingspost zijn opgenomen.
Punt 50.
De heer Van der Huist zegt dat in het antwoord van het college wordt