imm sJm/m/7W 1 december 1978 en beleidsplanning zich met hec voorstei kan verenigen. De heer Van Amerongen dee': c mede dat zijn fraktie al bij eerdere ge- legenheden heeft laten blijken dat zij verre van enthousiast is over het rioolrecht. Zij heeft ook altijd gezegd dat zolang er ruimte is in de onroerend-goedbelasting dit. recht gewoon niet nodig is, temeer ook om- dat het principe van heffen naar draagkracht op geen enkele wijze bij dit recht tot uitdrukking kan komen. Zij konstateert dan ook heel sim- pei dat opheffing van dit recht in overeenstemming is met de tussende frakties van C.D.A. en P.H. overeengekomen beleidsafspraken met betrek- king tot het te voeren financiële beleid in deze bestuursperiode. Ook de fraktie van de heer Arnoldy gaat met het voorstel van het col- lege akkoord. Zij 'is zich er wel van bewust dat zij in het verleden heeft medegewerkt aan het in het leven roepen van de onroerend-goedbe- lasting voor gebruikers. Zij vindt dat op zichzelf geen irreële zaak, want waarom zij niet en alleen zakelijk gerechtigden. Nu er een moge- lijkheid is, zoals ook is toegepast met betrekking tot de zaKelijk ge- rechtigden, deze belasting in te bouwen in de onroerend-goedbeiasting is zij daarmee tevreden. De heer De Jong sluit zich bij de tevredenheid van de vorige spre- kers aan. Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdeiijke stemming vastgesteld. XIV. Verordening onroerend-goedbeiastingen. (volgnr. 128) De voorzitter deelt mede dat de commissie voor de gemeentefinanciën en beleidsplanning zich met het voorstel kan verenigen, met dien ver- stande, dat twee leden zich niet kunnen verenigen met de opneming van het riooirecht in de onroerend-goedbelastingen, nadat dit met 3is verhoogd. De heer Van Amerongen heeft in zijn algemene beschouwing al gemoti- veerd laten merken dat zijn fraktie akkoord gaat met de verhoging van de onroerend-goedbelasting met 10%. Echter de wijze waarop het coliege nu voorstelt om voor het opgeheven rioolrecht in de onroerend-goedbe- lasting komper.satie te vinden, kan zijn instemming niet krijgen. Als het rioolrecht r,iat zou zijn opgeheven dan zou zijn fraktie om twee re- denen tegen een verhoging daarvan zijn geweest. Ten eerste, omdat zij voor het opleggen van lasten aan de burgers het rioolrecht nooit als een daarvoor geschikt instrument.heeft wilien zien, zo lang er nog ruimte in de onroerend-goedbelasting is. Ten tweede, om- dat de begrotingspositie deze verhoging niet noodzakelijk maakt. Nu het rioolrecht wordt ge'fnkorporeerd in de onroerend-goedbelasting vervalt het eerste argument maar blijft het tweede argument van kracht. Daarom kan zij slechts instemmen met het kompenseren van de wegvallende opbrengsten uit het opgeheven rioolrecht, zonder daarbij eerst uit te gaan van een verhoging van dat recht ten opzichte van het jaar 1978. Hoe ook wordt besloten om de onroerend-goedbelasting te verhogen, het lijkt zijn fraktie zinvol om bij het aarislagbiljet 1979 een bijsluiter te voegen, waarin duidelijk wordt gemaakt wat de raad vanavond alle- maal heeft besloten, namelijk dat de onroerend-goedbelasting is ver- hoogd met 10% en dat tegelijkertijd het rioolrecht is opgeheven, wat dan in totaiiteit leidt tot een verhoging van de onroerend-goedbelasting met ongeveer 30%. Tijdens de diskussies in de vergaderingen van de com- missie financiën heeft zijn fraktie ook haar bezwaren geuit over de in Heemstede toegepaste waardegror.djlag. De belangrijkste reden daarvoor is 403

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1978 | | pagina 67