14 ciecember 1978
149
Artikel 3
Artikel 4
Het wordt gewenst geacht om de wethouder als lid van de commissie op
te nemen. Op grond van zijn positie als lid van het dagelijks bestuur
van de gemeente, kan de wethouder een goede inbreng hebben. Voorts
kan hij eenvoudiger beluisterer, welke wensen er lever, bij de werkers
ir, het veld en daar zo nodig wat aan doen. Het opnernen van de wet-
houder is ook uit een oogpunt van continuïteit gewenst. Zoais terecht
door de werkgroep "Weizijn" in haar advies is opgemerkt, bestaat er
geen enkele ervaring met welzijnsplanning. ûok het gemeentebestuur
heeft deze ervaring niet. Het opnemen van de wethouder in de commissie
kan er toe bijdragen dat deze ervaring wordt opgedaan.
De werkgroep"Welzijn" acht het opnemen van de wethouder in de eerste
fasen van de procedure voorriameiijk ongewenst, omdat de wethouder in
die fasen belemmerend zou kunnen werken ten aanzien van net op on-
bevangen wijze naar voren k-omen van de meningen van alle betrokkeneii.
Wij achten dit gevaar niet of nauwelijks aanwezig. Zelfs indien de
wethouder dat zou willen, zal hij in de ir.ventarisatie-fase, de fase,
waarin de meningen van alle betrokkenen naar voren moeten komen, nau-
welijks een sturende invloed kunnen hebben. Bovendien wordt i n het
procedurebesluit vermeld, dat de meningen van alle betrokkenen op
onbevangen wijze naar voren moeten kunnen komen. Uiteraard is ook de
wethouder aan dit besluit gebonden.
Het voorstel van de werkgroep om drie raadsleden als iid van de com-
missie te benoemen, wordt overgenomen.
Ook het voorstel om de overige leden uit burgers te iaten bestaar, die -
op persoonlijke titei benoemd - affiniteit moeten hebben met het parti-
culier initiatief, wordt overgenomen.
Artikei 5
Oe wethouder zal niet qualitate qua voorzitter zijn. Daannede wordt hel
beginsël onderstreept, dat de gemeente geen meerderv/aardige partij is
in de welzijnsplanning. Bezien kan worden of de voorzitter ook werk ten
aanzieri van één of een deel van de werkvelden zal verrichten, of dat
hij uitsluitend een coördinerende en stimulerende rol zal hebben.
Artikel 6
In dit artikel wordt nader omschreven wat onder affiniteit valt te ver-
staan.
Artikel 7, 81, 9 en 10
Artikel 11
lid 7. Gelet cp de aard van de onderhavige planning is het gewenst, dat
de vergaderingen van de commissie als regel in het openbaar zullen plaats-
vinden.
Artikel 12, 13. 14
5e afti.