10 25 januari 1979 voorwaarden die het hoofdwinkelcentrum in de toekomst nodig zal hebben. Naar de mening van zijn fraktie gaat het niet om een verschil in doel- stelling in deze diskussie, maar om een verschil in keuze van de in- strumenten om die doeistelling te bereiken. Hij denkt dat het proces om tot een keuze te komen als volgt zou moeten zijn: a. het waarderen van de huidige situatie; b. het taxeren van de toekomst; c. het formuleren van de doeistellingen; d. de voorwaarden scheppen opdat die doelstellingen zich zullen kunnen verwezenlijken. Inzake punt a, het waarderen van de huidige situatie, meent zijn fraktie dat men daarvoor dient te zoeken naar gegevens, niet in eerste instantie liggend in het vlak van de verkeersproblematiek, maar die informatie ver- schaffen over het huidige funktioneren van het hoofdwinkelcentrum ten dienste van onze gemeenschap. Het is duidelijk dat daarvoor in eerste in- stantie gegevens beschikbaar zouden moeten zijn over het historisch om- zetverloop en rendementsberekeningen, enzovoort, doch deze gegevens ont- breken helaas voliedig. Zijn fraktie betreurt dat in hoge mate, niet al- leen voor zich zelf, maar omdat allen die met deze problematiek te maken hebben en daarover een oordeel willen of moeten geven, als het ware in een auto rijden waarvan het voornaamste gedeelte van het dashbord is ge- blindeerd. Men zou kunnen zeggen dat allen wel zicht op de oliedruk- en temperatuurmeter hebben, maar dat geen van alien de kiloraeterteller kan zien. De voornaamste informatie die wel beschikbaar is, is een onderzoek naar de distributievoorzieningen in de regio, dat in september 1977 door de Kamer van Koophandel is gepubliceerd. Het beeld dat daaruit voor het hoofdwinkelcentrum van Heemstede naar voren komt is niet zo positief als men wel zou wensen. Vooral ëén gege- ven uit dit onderzoek kan dit zeer goed illustreren. Per jaar is er een wisseling van 7\% van het totaal aantal vestigingen, dat wil zeggen dat het winkelbestand in het hoofdwinkelcentrum van Heemstede niet stabiel is. Ter vergelijking.moge dienen dat dit mutatiecijfer voor de Amster- damse binnenstad 10% bedraagt, maar 1\% hoger en dat schrikbarend cijfer wijst op afkalving en teruggang zoals een ieder in Amsterdam kan waarne- men. De konklusie van zijn fraktie is dan ook dat er aanwijzingen zijn dat er ten aanzien van het hoofdwinkelcentrum als totaliteit - spreker wil dat benadrukken, want het is mogelijk dat dffe gegevens per lob en ook per winkel variëren - een spanning bestaat van begrenzende mogelijkheden. Als spreker daar vanuit gaat en hij komt dan aan punt b, het taxeren van de toekomst, dan merkt hij op dat men voor de taxatie van de toekomst kan uitgaan van het feit dat het koopgedrag, dat op een bepaald moment gekonstateerd wordt, nooit stabiel is geweest en nooit stabiel zal zijn. In de loop van de tijd kan het onder invloed van verschillende faktoren behoorlijk veranderen. Daarbij speelt niet alleen de onvang en samenstel- ling van het winkelcentrum en de diverse in de ongeving gelegen winkel- centra een rolmaar ook de wijzigingen in het bestedingspatroon. Zo kan bijvoorbeeld een wijziging in de samenstel1ing van de bevolking een vol- slagen ander koopgedrag tot gevolg hebben, evenals wijzigingen in beschik bare infrastruktuurparkeergelegenheid, autobezit en autogebruik. Spreker merkt nog op dat men ten aanzien van de wijzigingen in het koop- gedrag de laatste jaren geen gunstige ontwikkeling gekend heeft. Meer gul dens dan ooit tevoren worden thans besteed op de Canarische eilanden. Men kan niet zeggen hoe die ontwikkeling voort zal gaan. Dus bij het inwegen zal men ook nog moeten kijken naar de besteding per

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 10