rmw. 6 25 januari 1979 van een aantal parkeerplaatsen, indien de afsluiting niet doorgaat. Over hoeveel plaatsen dit dan gaat en welk percentage het uitmaakt op het totaal der ter beschikking staande plaatsen, wordt niet gerept. Sprekers fraktie meent dat het hier om een gering aantal gaat, temeer omdat bij afsluiting een aantal parkeerplaatsen aan de kop van die straten wegvalt. Zelfs zou men kunnen stellen dat de afsluiting van de zijstraten geen relatie heeft met de keuze 1- of 2-richtingsverkeer. Tenslotte wijst Stad en Landschap aandacht aan het onderzoek langpar- keerders. Uit het destijds gehouden onderzoek bleek dat circa 4% als langparkeerders is aan te merken en dat deze 4% beslag iegt op 34% van de parkeerkapaciteit. Spreker ziet niet in dat dit argument rele- vant is bij een afweging van de plannen A, B of C. Dat er in de toe- komst een specifieke oplossing voor langparkeerders dient te worden overwogen, geldt voor elk der schetsen. In zijn schrijven bestrijdt Stad en Landschap de zogenaamde lobben- theorie. Ook dit argument acht sprekers fraktie, bij afweging van de voor- en nadelen voortvloeiende uit de plannen en B, niet van door- slaggevende betekenis, omdat zowel bij de erkenning als de ontkenning daarvan, de lobben-theorie niet als een bepalende faktor is aan te merken. Stad en Landschap kompleteert zijn schrijven met een ongenuan- ceerde afwijzing van schets C. Voorlopig kan zijn fraktie zich met een afwijzing ervan verenigen. Kortom, Stad en Landschap voert geen enkel argument aan waarop een her- overweging wordt gerechtvaardigdSprekers fraktie had dit ook niet verwacht. Een derde ernstig bazwaar tegen het ingediende voorstel be- treft het feit dat hierin geen enkele aandacht wordt gegeven aan het standpunt van een andere groep van direkt belanghebbenden, de winke- iiers, die immers in grote mate afhankelijk zijn van de wijze waarop hun bedrijf voor het kopend publiek bereikbaar is. Zowei in het schrij- ven van 17-11-1975 als in het schrijven van 20-2-1976 heeft de winke- liersvereniging 't Heem het instellen van êénrichtingsverkeer afgewe- zen, een standpunt dat bovendien onderschreven werd in de brief van de Kamer van Koophandei van 22-3-1976. Ook thans heeft de Kamer bij schrijven van 17-1-79 eenzeifde geluid iaten horen, mede op grond van de resultaten van een beknopte enquête bij de 67 aan de Binnenweg ge- vestigde ondernemingen. Uit die enquête bieek dat circa 85% van die ondernemers zich tegen een éénrichtingsverkeer zuid-noord verklaarde, waaronder een 8-tal die er eventueel wel mee akkoord zou gaan, doch dan in omgekeerde richting. Eén van de fbadsleden heeft in een commis- sie-vergadering deze enquête "onder de maat" genoemd, omdat niet met cijfers is aangetoond dat er bij een ongewijzigde verkeerssituatie in de toekomst geen sprake zal zijn van een achteruitgang van het Heem- steedse winkelbestand. Met het beoogde éénrichtingsverkeer zou menjuist het winkelen aantrekkelijker willen maken. En die grotere aantrekkelijk- heid kan niet anders dan omzetvergroting tot gevolg hebben. Spreker vraagt welke cijfers ter adstruktie van die verwachting ter beschikking staan. Is het redelijk te verlangen dat de Kamer van Koopnandelvlak voor Kerstrais op de hoogte gesteld zijnde van de voorgenomen heroverwe- ging, een uitgewerkte marktprognose inzake wijziging van de verkeersstro- men produceert vöör 25 januari? En ligt het bovendien niet veel meer op de weg van de instantie die voornemens is een ingrijpende wijziging door te voeren, de belanghebbenden op grond van een gedegen onderzoek aan te tonen dat geen negatieve effekten te duchten zijn? Daarbij laat spreker nog onvermeld de suggestie dat zelfs een verbetering zou zijn te verwachten. Men leest daarover in geen enkel stuk en sprekers fraktie acht dit gebrek aan het ernstig laten meewegen van wezenlijke privaat- mmv i WK" HMii WMiiw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 6