8
25 januari 1979
geldt dat ten principale voor de bedrijven gevestigd aan de Binnenweg.
Zijn fraktie is van mening dat niet gehandeld is volgens de geest van
een aantal beleidsintenties door na te laten êén der meest aangewezen
commissies te horen, juist nu een contraversieei onderwerp aan de orde
wordt gesteld.
Konkluderend wijst zijn fraktie een heroverweging van het destijds aan-
genomen pian, bekend onder de schets A, af op grond van de vier door
spreker genoemde bezwaren, te weten:
1. de door de andere frakties geëntameerde heroverweging, uitsluitend
als een gevolg van enige wijziging in de politieke samenstelling
van de raad;
2. het onvermogen van Stad en Landschap enig nieuw zakeiijk argument
aan te voeren;
3. het voorbijgaan aan de uitgesproken wensen van-de in eerste aanleg
bij een wijziging betrokken bewoners en middenstandsbedrijven;
4. het bezwaar tegen de gevolgde procedure, met name dat is nagelaten
de commissie economische zaken bij de behandeling te betrekken, als-
mede het negeren van de overeengekomen doelsteilingen zoals beschre-
ven in de punten 26 en 27 van de beleidsintenties.
Zijn fraktie handhaaft onverkort het gestelde in de stemverklaring van
de heren Van Drooge en Reeringh in de vergadering vaq 25-3-1976: "On-
danks het feit dat de oplossing van de verkeersproblematiek bij schets
B wellicht beter is dan bij schets A, is de gedachte dat mogelijk een
deei van het winkelend publiek zich bij realisatie van plan B zou af-
wenden van de Binnenweg - hetgeen voor een deel desastreus zou zijn
voor een aantal der winkeliers - voor de stembepaling voor schets A
van doorslaggevende betekenis geweest"-.
Aangezien noch de schadeiijke gevolgen, noch het tegendeel, aantoonbaar
is te maken, althans op dit nnoment, is er geen voldoende reden om deze
konklusie los te laten. Overigens zijn een aantai andere overwegingen
nog van belang; overwegingen die specifiek gericht zijn op mogelijke ont
wikkeiingen in de toekomst:
- Bij een eventuele invoering van een 4-daagse werkweek, verschoven werk
tijden en meer parttime werk, zal het winkelpatroon zeker een verande-
ring ondergaan.
- Enerzijds ontstaat dan een spreiding van het winkelen, anderzijds gaan
de parkeerproblemer, ook op rneer dagen spelen.
- De vraag is in hoeverre het winkelgedrag en de koopgewoonte daarbij
aan een verandering onderhevig is. De4;oper heeft meer tijd, zai seiek
tiever zoeken en kopen. Dit kan het assortiment en de aard van de be-
drijven beïnvloeden. Het is niet uitgesloten dat zich dan een vormvan
rekreatief winkelen gaat ontwikkelen en daarvan is, welke verkeersop-
lossing men thans ook kiest, voorshands noa geen sprake.
Het zou mogelijk zijn dat toekomstige ontwikkelingen - waarop men nu nog
m'et kan vooruitlopen, doch wel bij de overwegingen dient te betrekken -
ertoe leiden dat geheei andere opiossingen wenselijk worden, waarbij
sprekers fraktie het niet voor onmogelijk houdt dat bijvocrbeeld schets
C, of een aanpassing daarvan, als een aantrekkelijk alternatief naar vo-
ren komt.
Dat de auto - zowel wat betreft het parkeren ais ten aanzien van onver-
mijdeiijke overiast voor de mede-weggebruiker - daarbij een zeer belang-
rijke faktor zal blijven, staat vast.
Men dient derhalve bij het treffen van verkeersmaatregelen de grootste
voorzichtigheid te betrachten.
Het plan A laat de mogelijkheid open tot heroverweging indien een wezen-
lijke wijziging in het verkeersaanbod, de koopgewoonte van de bevolking