49
22 februari 1979
hij wil zich van kanttekeningen over dat aspekt onthouden. Ten aanzien
van de inhoudelijke behandeling zegt spreker, dat de heer Borghouts de
zaak op een andere wijze taxeert dan de meerderheid van het college dat
doet. Hij heeft gezegd dat raen het personeelsbeleid gewoon moet voort-
zetten. Spreker leidt daaruit af dat de heroverweging voor de heer Borg-
houts niet aan de orde is. Daartegenover stelt spreker het betoog dat
namens de meerderheid van het college is gehouden en wat de heren Van
Emmerik en Arnoldy terzake hebben medegedeeld
De heer Borghouts heeft gevraagd waarom deze kwestie niet in de commis-
sie voor onderwijs en vorming is behandeld. Spreker deelt mede dat inde
commissie aan de orde dient te komen de kwestie van de benoeming van on-
derwijzend personeei, omdat dat een zaak is die door de raad is gedele-
geerd aan het college. Bij kleuterhelpsters in casu ligt dat anders.
Daar heeft het college de rechtstreekse benoemingsbevoegdheid. Spreker
acht het ook juist dat het zo gedaan is, omdat anders vrijwel zeker een
inhoudelijke diskussie zou hebben plaatsgevonden, waarvari hij meent dat
die behoort plaats te vinden op het moment dat He raad zich over herover-
weging gaat uitspreken. Verder heeft de heer Borghouts gezegd dat de pas-
sages van de aanbiedingsbrief dan toch een siechte invloed hebben gehad.
Spreker betwijfelt dat. Hij denkt dat de opmerkingen in de aanbiedings-
brief met name aangespoord hebben tot de diskussie die er uiteindelijk
toe heeft geleid dat alle beleidssektoren worden heroverwogen en datniet
enkele sektoren daar uitgelicht zijn.
Voorts is de heer Borghouts van mening dat dan toch een uitzondering voor
een bepaald gevai is gemaakt. Ook dat betwijfelt spreker. Er heeft zich
nu inderdaad een geval voorgedaan, maar orn dan te spreken van een uitzon-
dering is niet juist. Spreker heeft reeds aangegeven dat als een verge-
lijkbare situatie ook anderszins aan de orde was geweest, dan dezelfde
lijn getrokken zou zijn.
De heer Borghouts zegt dat het juist is dat het tot aansteliing be-
voegde gezag van kTëuterhelpsters burgemeester en wethouders is, maar
hij wijst erop dat op 27 oktober 1975 en op 20 rnaart 1978 de aanstelling
van kleuterhelpsters in vaste dienst aan de orde is geweest in de commis-
sie voor onderwijs en vorming.
De voorzitter brengt de motie tnans in stemming.
Wethouder Jager deeit mede dat iiij gezien het feit, dat hij bij de tot
standkoming van het besluit van het colLege ook daar zijn stem heeft te-
gen verheven, op dezelfde gronden als thans door de heer Borghouts naar
voren zijn gebracht, op dit monient vöör de motie zai stemmen.
Uit de gehouden stemming blijkt dat 5 stemmen voor en 14 stemmen te-
gen de motie zijn uitgebracht, zodat de motie is verworpen. Vöôr de motie
sternden mevrouw Noorman en de heren Weeteiing, Van Amerongen, Borghouts
en Jager.
14. Brief van de heer H.H. van der Meiden met verzoek parkeerverbod vast
te stellen voor het gedeelte van de Lorentzlaan nabij de Leidsevaart.
Aan het gedeelte van de Lorentzlaan dat evenwijdig loopt aan de Leid-
sevaart, staan aan de westzijde villa's met garages; behalve in deze gara
ges kunnen auto's geplaatst worden op de opritten.
Aan de oostkant van genoemd weggedeelte staan aaneengesloten woningen
zonder garages en opritten. De bewoners hiervan parkeren hun auto gewoon-
lijk vôör hun woning op de rijbaan, die 7 meter breed is. Dit levert geen
problemen op. Aan het eir.de van de Lorentzlaan ligt een parkeerterrein,