242 28 juni 1979 dwingt. Of vooruitlopend op de van kracht wording van die wet ook ai be- sloten zou worden de thans voorlopige rijksbijdrageregelingen aan te pas- sen aan die nieuwe gedachte, kan hij thans niet overzien. Als hij daartoe în de positie verkeerde zou hij de staatssecretaris ernstig ontraden om dat te doen, omdat alle gemeenten juist enigszins zicht beginnen te krij- gen op de procedure zoals die thans is voorgeschreven in die rijksbijdra- geregelingen. Als men nu weer op korte termijn tot wijziging zou overgaan, dan gelooft spreker dat men dan in ernstige praktische probîemen ten aan- zien van de uitvoering van die rijksbijdrageregeling zou kunnen komen. In het algemeen heeft iedereen opgemerkt dat het zinvol is terug te keren op oorspronkel ijke ideeën met betrekking tot de tijdsplanningüit hetfeit dat het college op signaal van de plancommissie daartoe het voorstel heeft willen doen, moge blijken dat het college ook van die gedachte is. De opmerking van de heer Van Emmerik over de commissoriale voorbereiding is terecht. Natuurlijk had duidelijker gemaakt moeten worden aan de commis- sieleden financiën en beleidsplanning dat ook zij verwacht werden over dit onderwerp advies uit te brengen. Echter door de wat ingewikkelde vergade- ringen van afgelopen maandag van drie commissies, in verschi1lende samen- stellingen, op verschillenae tijdstippen en dus ook verschi1lende agenda's, is dat helaas in de administratieve verwerking van de uitnodigingen wat de mist ingegaan. Hij maakt daarvoor graag namens het college excuses. De heer Van Emmerik heeft gewezen op het belangrijke aspekt - dat is ook voor het college een belangrijke overweging geweest om in te stemmen met een wijziging van de procedure - van de inpassing van deze hele welzijns- planning in de integrale beleidsplanning. Spreker wijst erop dat op een studiedag, die met betrekking tot de rijksbijdrageregeling sociaal-cultu- rele aktiviteiten onlangs in Haarlem heeft plaatsgevonden, georganiseerd door de bestuursschool in samenv;erking met het ministerie van C.R.M. en n°g een aantal andere mensen, nadrukkelijk is gev/ezen op de problemen die voor gemeenten, die met integrale beleidsplanning v/erken, gaan ontstaan door het voorschrijven van allerhande verschi1lende planningsprocedures voor verschillende sektoren van het gemeentelijk beleid. Hij heeft begre- pen - hij heeft het antwoord van de betrokken meaewerkers van C.R.M. niet kunnen meemaken - dat zij met die vragen op dat moment uitermate in hun maag hebben gezeten en dat zij dat probleem nog onvoldoende in hun vingers haddenHet coilege hoopt dat met de nu voorgestelde procedure, althans voor de sektor specifiek welzijn, een geslaagde poging is gedaan om die sektoriële planning en de integrale beleidsplanning enigermate in elkaar te schuiven. De procedure is bepaald niet eenvoudig, daar is hij zich van bewust. Het maakt het proces van de integrale beleidsplanning weer wat ingewikkelder, maar hij gelooft dat het onvermijdelijk is wil men tot af- gewogen oordelen komen over de hoeveelheid middelen die de gemeente ten behoeve van het specifieke welzijn ter beschikking wil stellen in afweging ten opzichte van andere sektoren van beleid d^e ook middelen vragen en inzet vragen van de kant van de gemeente. Hij gelooft dat slechts op die manier integraal beleid mogelijk is en ook politieke duidelijkheid is te verschaffen waar prioriteiten binnen gemeentelijk beleid dienen te liggen. Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XIV- 7e wijziging bezoidigingsverordeninq ambtenaren 1975. (volgnr. 69) De commissies voor personeelsaangelegenheden en voor georganiseerd overleg hebben zich met dit voorstel verenigd. Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 22