28 juni 1979
229
gebruikt, omdat de mensen zijn ingezet bij de gladheidsbestrijding en
bij de sneeuwopruiming. Nu zai in de loop van dit jaar moeten blijken
in hoeverre het nodig is de werkzaamheden die spreker zojuist opsomde
nog in te halen.. Als dus nu een krediet wordt gevraagd van f 50.000,—
voor die zaken, dan valt nu nog niet te overzien of dit bedrag vol-
iedig nodig zal zijn. Uiteraard zal getracht worden binnen dit krediet
te blijven, maar tevens om zo mogelijk zover mogeiijk beneden de boven-
grens te blijven.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
X. Nota energiebesparing (volgnr. 74)
De heer Van der Huist merkt op dat er helaas lang niet altijd in po-
sitieve zin over energiebesparing wordt gesproken. Het aantal mensen dat
de vrijwillige 5% besparing als onzin en totaal overbodig bestempelt is
jammer genoeg erg groot. Naar zijn mening zijn er een aantal oorzaken
aan te wijzen waarom men de herhaalde oproepen van de regering niet
ernstig wii nemen. Als eerste oorzaak is te noemen dat de voorraden fos-
siele brandstof niet redelijk nauwkeurig zijn te schatten, waardoor
berichten dat er nog voor vele tientallen jaren voor het huidige zelfs
groeiende energieverbruik ruim voldoende is viorden afgewisseld met be-
richten dat er op korte termijn ernstige tekorten zulien ontstaan.
Dat geeft verwarring en onzekerheid en dan gaat men twijfeien.
Een tweede oorzaak is dat velen menen dat er door de oliemaatschappijen
een opzettelijke schaarste wordt geschapen om daardoor flinke prijs-
stijgingen te kunnen motiveren en bewerksteiligen en dan gelooft roen
niet dat er sprake is van een werkelijke schaarste. Ook menen velen dat
diezelfde oliemaatschappijen de ontwikkeling en het op de markt brengen
van zuiniger motoren en van motoren die hun energie ontlenen aan andere
stoffen, bewust tegenhouden om hun eigen bedrijf niet in gevaar te
brengen.
Tenslotte, er wordt gevraagd 5% te bezuinigen in een sektor waarvan het
totaalverbruik slechts een klein percentage van het geheie energiever-
bruik betreft. En als men dat nioet doen dan gelooft men niet in enig
effekt. Het is helaas niet mogelijk om een tip van de wazige energie-
voorraad op te lichten, zodat het moeilijk zal blijven de mensen van de
noodzaak tot besparen te overtuigen. Zoals zo vaak wordt steeds weer
naar een ander gewezen. Men wijst naar de industrie, men wijst naar de
overheid en er wordt gezegd: zodra die biijk geeft te willen bezuinigen,
dan wil ik er ook wel over gaan denken.
Hieruit blijkt dat de voorbeeldfunktie van de overheid van groot belang
is. In dit kader is het voornemen om de openbare verlichting aan te pas-
sen met lichtbronnen met een hoger rendement door sprekers fraktie met
veel instemming begroet.
Een direkte weinig gekoördineerde aanpak van de energiebesparing laat
nieestal onmiddellijk resultaten zien en werkt goed als voorbeeld. Maar
in het algemeen worden de zaken door de overheid niet op deze wijze
aangepakt, getuige het feit dat wij het advies van bureau Radar afwachten
alvorens in de overheidsgebouwen iets van energiebesparing zal worden
ondernomen. Door deze werkwijze duurt het vrij lang voor er werkelijk
iets wordt bezuinigd en wordt de kans gemist om nu reeds onze bijdrage
aan de 5% te leveren. Daarom is het wellicht verstandig voor zaken die
overduidelijk liggen, niet het rapport af te wachten maar die zo moge-
lijk direkt aan te pakken.