2e afd. 25 oktober 1979 118 a. dienst zou zijn gebleven, terwijl artikel N 9 van de Algemene burger- lijke pensioenwet op hem niet van toepassing zou zijr. geweest. Artikel 8. 1. Indien en zolanq de belanqhebbende uitkering ontvangt, heeft hij aanspraak op een toeslag, weike wordt toegekend en berekend op ge- lijke wijze als is bepaald in de Kindertoes'laqregeling overheids- personeelDaarbij wo.rdt onder bezoldiging verstaan de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in artikel 2. 2. Op de voor een kind berekende toeslag, bedoeld in het vorige lid, wordt in mindering gebracht de kir.derbijslagwelke, onder welke benaming ook, elders voor dat kind kan worden ontvangen. 3. De belanghebbende, die kinderbijslag, onder weike benaming ook, kan ontvangen, is verplicht daarvan aan buraemeester en wethouders mede- deling te doen, zo mogelijk onder opqave van het bedrag van die bij- slag. Artikel 9. Indien de belanghebbende wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrich- ten, kan hij door burgemeester en wethouders worden verplicht zich ge- neeskundig te doen onderzoeken door een door hen aangewezen geneeskun- dige, dan wel zich aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet te onderwerpen. Artikel 10. 1. Het recht op uitkering eindigt: a. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. met ingang van de dag volgende op die, waarop "de belanghebbende is overleden; c. met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgende op die waarin de belanghebber.de in de zin van artikel E 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard de betrekking te verwullen, waaruit hij met recht op uitkering is ontslagerf; d. met ingang van ae dag,waarop de belanghebbende recht verkrijgt op een uitkerinq krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering uit hoofde van de betrekking, waaruit hij met recht op uitkering is ontslagen. Indien en voorzover het in de gevallen bedoeld onder c toegekende inva- liaiteitspensioen of.de uitkering als bedoeld onder d lager is dan de uitkering, die de betrokkene als be1anghebber.de in de zin van deze rege- ling zou hebben ontvanqen, indien het bepaalde onder c of d niet op hem van toepassing zou zijn geweest, wordt het verschil hem bij wijze van toelage uitgekeerd. 2. In afwijking van het vorige lid, onder c, eindigt het recht op uitke- ring, indien debelanghebbendeuit hoofde van ziekten of gebreken blij- vend ongeschikt is verklaard voor het vervullen van de betrekking, die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1979 | | pagina 70