22 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "laatstelijk geno- ten" verstaan: waarop aanspraak bestond of bij uitoefening van het ambt zou heb- ben bestaan op de dag, voorafgaande aan die waarop belanghebbende neeft opgehouden wethouder te zijn. 7. Indien bij algemene maatregei van bestuur in de bezoldiging van het rijkspersoneel een wijziging wordt aangebracht, wordt de in de leden 1, 2 en 3 bedoeide laatstelijk genoten wedde, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, voor de toepassing vandie leden met ingang van het tijdstip van'ingang van de bezoldigingswij- ziging overeenkomstig die wijziging aangepast. IV Artikel 4 wordt gelezen: 1. De inkomsten die belanghebbende geniet uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop hij heeft opgehouden wethouder te zijn, worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kun- nen worden betrekking te hebben. Onder inkomsten, bedoeld in de vori- ge volzin, wordt mede verstaan een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. Deze verrekening ge- schiedt aldus, dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waar- mee de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de - in de zin van artikel 3 - laatstelijk genoten wedde, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, overschrijdt. 2. Voor de toepassing van het vorige 1id worden mede als inkomsten aan- gemerkt: a. de inkomsten uit arbeid of bedrijf, ter hand genomen door belang- hebbende binnen één jaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijd- stip van aftreden; b. de inkomsten die worden genoten uit een betrekking waarin hij ge- durende zijn zittingstijd als wethouder op non-aktiviteit was ge- steld; c. de vaste vergoeding die wordt genoten als raadslid. 3. Indien belanghebbende op of na de dag, bedoeld in iid 1, inkomstenof hogere inkomsten - anders dan tengevolge van algemene loonsverhogingen - gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand ge- nomen tenminste êën jaar voor de dag van aftreden, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkorasten het bepaalde in het eerste lid van toepassing. 4. Onder inkomsten, bedoeld in de voorgaande leden, worden niet verstaan de kindertoelage welke belanghebbende onder welke benaming ook elders ontvangt, alsmede de compensatie voor of de vergoeding van de premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, welke in die inkomsten is of geacht kan worden te zijn begrepen. 5. Brengt de aard van de werkzaamheden of de inkomsten mee dat de inkom- sten over een langere termijn dan een maand moeten worden berekend, dan wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag, onder voorbehoud van verrekening aan het eindevan evenbedoelde termijn. 6. Voor de toepassing van dit artikel ten aanzien van de voortgezette uitkeringen, als bedoeld in artikel 2a, leden 2 en 4, kunnen burge- 2e afd. 28 februari 1980

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1980 | | pagina 27