22 5. Geen meetelling van uitkeringstijd als diensttijd vindt plaats: avoorzover gedurende die tijd belanghebbende uit anderen hoof- de een overheidspensioen opbouwde; b. voorzover gedurende die tijd het bedrag van de uitkering we- gens inkomsten, bedoeld in artikel 4, tot nihil was verminderd; c. inzover belanghebbende die recht had op uitkering, doch minder uitkering genoot dan de krachtens artikel 48 berekende pensioen- premie, er geen zorg voor draagt dat deze premie, welke in dit geval als een op hem rustende schuld wordt beschouwd, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd is voldaan; d. wanneer belanghebbende zulks verzoekt. XIII De aanhef van artikel 13 wordt gelezen: De vrouw, met wie een wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder gehuwd is geweest, heeft na zijn overlijden recht op bijzonder wedu- wenpensioen, mits XIV Artikel 21 wordt gelezen: 1. Het weduwenpensioen bedraagt vijf zevende gedeelte van het pen- sioen, waarop de overiedene als gewezen wethouder aanspraak zou hebben gehad, indien hij met ingang van de dag na die van zijn overlijden was afgetreden, of waarop de overledene als gewezen wethouder recht of uitzicht had. 2. In afwijking van het vorige lid bedraagt het pensioen van de we- duwe van hem die overlijdt: a. als wethouder voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar: vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop dit lid aan- spraak zou hebben kunnen maken, indien hij het wethouderschap tot het bereiken van evengenoemde leeftijd zou hebben bekleed; b. als gewezen wethouder in de periode waarin hij recht op uit- kering heeft: vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop het gewezen lid aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar recht op uitke- ring zou hebben gehad, met dien verstande dat voor de bereke- ning van het pensioen de diensttijd wordt doorgeteld naar de mate van meetelling van diensttijd op de dag van overlijden. 3. Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een weduwe recht ont- staat op meer dan een weduwenpensioen krachtens of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt op grond van artikel 145, lid 2, van deze wet tijd, die voor de berekening van meer dan een van die pensioenen meetelt en niet daadwerkelijk gelijktijdig in de verschiliende ambten is doorgebracht, slechts meegeteld voor de berekening van het pensioen waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert. XV De tweede volzin van artikel 23 wordt gelezen: Daarbij wordt uitsluitend de voor pensioen in aanmerking, komende diensttijd van de wethouder, de gewezen wethouder of de gepensioneer- de wethouder in aanmerking genomen, die gelegen is voor het tijd- stip van diens overlijden. XVI Artikel 24 wordt gelezen: 1. Het wezenpensioen bedraagt: 2e afd. 28 februari 1980

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1980 | | pagina 30