22
a. voorzover diensttijd met 3,5 percent per jaar met pensioen
wordt vergolden, deze diensttijd met 2 wordt vermenigvuldigd;
b. voorzover diensttijd met 0,875 percent per jaar met pensioen
wordt vergolden, deze diensttijd met 0,5 wordt vermenigvuidigd
c. maximaal een diensttijd van 40 jaar in aanmerking wordt geno-
men.
Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbedrag genoemd.
2. Op een weduwenpensioen, niet zijnde een pensioen als bedoeld in
artikel 18, dat is afgeleid van een pensioen waarop, in verband
met het recht op een pensioen als bedoeld in artikel 8, lid 2,
van de Algemene Ouderdomswet, lid 1 van toepassing was, vindtdat
lid niet eerder toepassing dan met ingang van de eerste dag van
de maand, volgende op die waarin dat pensioen krachtens het be-
paalde in artikel 56, lid 1, is geëindigd.
3. Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het algemeen
pensioen, dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd-
vak, liggende tussen de aanvang en het einde van de diensttijd,
waarnaar het pensioen met inachtneming van lid 1 is of geacht
wordt te zijn berekend.
XXVII Artikel 39 wordt gewijzigd als voigt:
1. In artikel 39 wordt, met wijziging van de litterae b tot en met
h in c tot en met i, een nieuw littera b ingevoegd luidende:
b. Het recht op een algemeen pensioen, dat bestond op de dag waar-
op de rechthebbende is overleden of sedert welke hij is vermist,
wordt geacht voort te duren tot het tijdstip waarop diens pen-
sioen krachtens het bepaalde in artikel 56, lid 1, is geëindigd.
2. Het in e gewijzigde d wordt gelezen:
e. Als diensttijd wordt uitsluitend in aanmerking genomen dedienst-
tijd, gelegen tussen de tijdstippen waarop de leeftijd van 15
jaar is en die van 65 jaar is of zou zijn bereikt.
3. Aan het eind van het in h gewijzigde g vervalt de punt en wordt
toegevoegd: en artikel 47 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet.
XXVIII Artikel 41 wordt gelezen:
1. Indien aan een belanghebbende meer dan een pensioen is of geacht
wordt te zijn toegekend krachtens of op de voet van de Algemene
pensioenwet politieke ambtsdragersdan wel naast een of meer zo-
danige pensioenen een pensioen krachtens een andere regeling als
bedoeld in het vijfde lid is of aeacht wordt te zijn toegekend en
de diensttijd waarnaar die pensioenen zijn of geacht worden te
zijn berekend geheei of gedeeltelijk samenvalt, overschrijdt op
grond van artikel 155 juncto artikel 101 van voornoemde wet de
som van de inbouwbedragen - voorzover deze geacht kunnen worden
betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met de samen-
vallende diensttijd - niet het bedrag van het algemeen pensioen,
dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd, overeen-
komende met bedoelde samenvallende diensttijd.
2. Indien een overschrijding als bedoeld in het vorige lid plaats
zou vinden, wordt het voor ieder krachtens deze verordening toe-
-12-
2e afd.
28 februari 1980