22
c. In het tot lid 3 vernummerd lid 2 wordt teikens voor "vorig lid"
gelezen: lid 1.
XXXI Artikel 46 wordt gelezen:
De ingevolge deze verordening toegekende pensioenen worden naar
de regelen als bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet
politieke ambtsdragers aangepast.
XXXII Artikel 48 wordt gelezen:
1. Op de wedde van de wethouder alsmede op de uitkering van de gewe-
zen wethouder wordt volgens bij algemene maatregel van bestuur te
stellen regelen een bedrag ingehouden als pensioenpremie.
2. Inhouding van pensioenpremie op de uitkering vindt slechts plaats
voor de helft van het in het eerste lid bedoelde bedrag over tijd
die naar 0,875 percent per jaar met pensioen wordt vergolden._
Geen inhouding van pensioenpremie vindt plaats op een wegens in-
validiteit voortgezette uitkering als bedoeld in artikel 2a, twee-
de lid, alsmede op een uitkering die op grond van artikel 15, lid
4, wordt aangemerkt als een uitkering als bedoeld in artikel 2a,
lid 2. Evenmin vindt inhouding van pensioenpremie plaats indien
de uitkeringstijd niet meetelt als pensioendiensttijd.
3. Indien een tijdeiijk wethouder, als bedoeld in artikel 13, lid2,
van de daar genoemde mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, vindt
het bepaalde in lid 1 en het bepaalde in artikel 82 overeenkomsti-
ge toepassing ten aanzien van de door hem als tijdelijk wethouder
genoten vergoeding.
XXXIII Artikel 49 wordt gewijzigd als volgt:
a. Lid 3 wordt vernummerd tot 4.
b. Ma lid 2 wordt een nieuw lid 3 ingevoegd luidende:
3. Degene aan wie een uitkering is toegekend, heeft voor zolang de
tijd met recht op uitkering doorgebracht als pensioendiensttijd
wordt aangemerkt, terzake van de premie die ingevolge de Algemene
Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet van de uitkering
wordt geheven, ten laste van de gemeente aanspraak op een ver-
goeding. Deze vergoeding is, indien het pensioen over bedoelde
uitkeringstijd naar 1,75 percent per jaar zal worden berekendge-
lijk aan het bedrag van de premie die terzake van de_uitkering
wordt geheven en indien het pensioen over bedoelde uitkeringstijd
naar 0,875 percent per jaar zal worden berekend, gelijk aan de
helft van dat bedrag.
c. In lid 4 wordt in plaats van de woorden: "Het eerste lid vindt"
gelezen: De voorgaande leden vinden.
XXXIV Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
a. Lid 1 wordt gelezen:
1. Degene die krachtens deze verordening aan een overlijden recht
op pensioen ontleent, alsmede degene die aanspraak heeft op een
voortgezette uitkering als bedoeld in artikel 2a, lid 2, van wie
ingevolge de in het vorige artikel genoemde wetten terzake van
dit pensioen onderscheidenlijk van de voortgezette uitkering
premie wordt geheven, ontvangt van de gemeente een vergoeding^
2e afd.
28 februari 1980