149 29 mei 1980 einde, wanneer ieder ander blijkbaar kan doen en laten wat hij wil moet gaan zetten aan het componeren van algeraene beschouwingen voor de jaarlijkse bijstellingsoperatie van het Heemsteedse beleidsplan. Ik heb in de afgelopen Pinksterdagen gezocht naar een woord dat paste bij mijn gemoedsgesteltenis en mij tegelijkertijd enige inspiratie zou geven. Ik vond het bij een wijze Duitser van eenvoudige boerenafkomst die veel van de wereld had gezien en tweehonderd jaar geleden schreef: Dit schijnt het lot van de mens te zijn: niet de waarheid, maar het moeizaara streven naar de waarheid; niet de vrijheid en rechtvaardig- heid en gelukzaligheid, maar het moeizaam streven daarnaar". Van mij mag iedereen die wil besturen en aan ge'fntegreerde beleidsplanning wil doen, deze woorden goed in de oren knopen. Dat kan bijdragen tot de ontwikkeling van een gezond en onmisbaar relativeringsverraogen. Vo°r wie het precies wil weten: die oude Duitser was Johann Gottfried Seurae. Ik heb al het woord beleidsplanning laten valien. Vorig jaar heb ik in mijn algemene beschouwingen lang bij dat onderwerp stilgestaan. Ik heb mij toen naraens de fraktie volledig achter de integrale beleidsplanning gesteld zoals we die in Heemstede hebben opgezet en ontwikkeld. Dat ga ik nu niet herhalen. Ik heb toen ook een paar kritische kanttekeningên geplaatst bij de manier waarop we één en ander uitvoeren en in praktijk brengen. Kritische opmerkingen daarover moet ik nu ook weer maken, zij het dan in wat andere nuanceringen dan vorig jaar. Amper een half jaar geleden zijn er ook algemene beschouwingen gehouden in het kader van de beleidsplanning, namelijk ter gelegenheid van de behandeling va.n de be- groting voor 1980. Die algeraene beschouwingen, met de beantwoording door het college en daarop volgende repliek en dupliek, beslaan in de notulen van 29 november 1979 bijna veertig volle bladzijden. Als ik dat allemaal n°g eens doorkijk, bekruipt mij het gevoel dat gefntegreerd en planraatig besturen toch ook zijn schaduwzijden heeft. We hebben gekozen en dat is vorig jaar mei door de voltallige raad, inklusief onze fraktie, nog eens uitdrukkelijk bevestigd, voor een jaarlijkse behandeling van het beleids- plan in twee fasen: in het voorjaar de eigenlijke beleidsplanning: wat willen we, ook op de langere termijn en hoe willen we dat bereiken. In net najaar de financiële vertaling daarvan in de begroting voor het'koraen- de jaar, met verder financieel perspektief in de meerjarenbegroting en de keuze van de financiële middelen. De logische en voor de hand liggende konsekwentie van die opzet is dat de eigenlijke beleidsdiskussies bij de voorjaarsbehandeling dienen plaats te vinden en dat bij ce begrotingsbe- handeling in het najaar de raad zich uitsluitend dient te beperken tot de vraag of het eerder uitgestippelde beleid inderdaad op de juiste wij- ze zijn vertaling in de begroting heeft gevonden. De begrotingsbehande- ling in het najaar zou dan - zo was de verwachting - sterk vereenvoudigd kunnen worden. Ik heb op 30 mei 1979 de hoop uitgesproker. dat dit zou lukken. Bij de begrotingsbehandeling op 29 november 1979, overziende wat er toen allemaal aan vragen en punten door orize brievenbussen en over on- ze werktafels was gestroomd, heb ik mij. kritisch afgevraagd wat er van die verwachte en verhoopte eenvoud terecht was gekomen. Als ik nu eer, duidelijk antwoord op die vraag zou moeten geven, dan is het: niets! Of in ieder geval niet wat wij er van gedacht hadden. De bedoeling was het gemeentelijk beleid als geheel onder de loep te nemen op het juiste en daarvoor uit de aard der zaak meest geschikte tijdstip, dat van de jaarlijkse bijschaving van doelstel1ingen en keuze van projekten. Het resultaat dreigt echter te worden een verdubbelde frekwentie van alge- mesn beleidsbeschouwen. Onze vraag is aan het college of het niet raet ons van raening is dat we van die dubbele frekwentie echt af moeten en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1980 | | pagina 10