161 29 mei 1980 De heer Arnoldy heeft gevraagd of het college meent dat aan de suggestie om enige matiging te betrachten bij het opvoeren van prcjekten is vol- daan. Spreker moet daar ontkennend op antwoorden. Hij wil er wel aan toe- voegen dat het weliswaar moeilijk te meten is want men weet niet of, als men dit niet gezegd had, het aantal projekten misschien nog veel groter geweest zou zijn, maar daar staat wel tegenover dat er zich onder de op- gevoerde projekten vele bevinden waarvan, gezien de prioriteit die er het vorig jaar al aan is gegeven, kon worden vérwacht dat ze ook nu niet voldoende hoog zouden scoren. Een tweede vraag van de heer Arnoldy betreft het overzicht van eventuele wijzigingen in de begroting naar de meerjarenbegroting toe. In de memorie van antwoord is daar al iets van gezegd. Spreker kan nu konkreet zeggen dat regelmatig, dus telkenjare wanneer begrotingswijzigingen van een zeke- re omvang aan de orde zijn, dan tegelijkertijd de konsekwenties daarvan naar de toekomstige jaren in de meerjarenbegroting zullen worden aangege- ven. De heer Van Emmerik heeft inzake de beleidsplanning gevraagd of het college niet met zijn fraktie van mening is dat men van die dubbele fre- kwentie, dus eigenlijk twee keer in een jaar ongeveer hetzelfde doen, af- moet. Spreker meent dat men daar ernstig naar moet blijven streven. Hij meent dat het een goede zaak zou zijn als dit aspekt in september in de commissie beleidsplanning nog eens onder ogen wordt gezien. Dat geldt eigenlijk ook voor de suggesties aie de heer Van Amerongen heeft gedaan. De heer Van Amerongen heeft zich afgevraagd of aan elk van de on- derdelen van het systeem van beleidsplanning gelijke waarde moet worden toegekend. Hij plaatst in dat verband een kritische noot bij het telken- jare bijstellen van de doelstellingennota. Hij geeft tegelijkertijd een hint in een bepaaide richting en stelt dat het ook in het kader van de veraere ontwikkeling van de beleidsplanning misschien toch wel een zin- volle zaak zou zijn als men aan die onderwerpen wat meer aandacht zou gaan schenken. Spreker is het met het laatste eens en wat de doelstel- lingennota betreft gelooft hij dat het ock geen wet van meden en perzen is die elk jaar bij te stellen, maar hij gelooft overigens dat het een zinnige zaak is alle aspekten die de beleidsplanning raken, aan het eind van dit jaar in de commissie beleidsplanning nog eens op een rijtje te zetten, te evalueren en te kijken welke richting het het volgend jaar het beste op kan. De heer Arnoldy heeft in het kader van de energiebesparing gevraagd op welke termijn de brochure "uitgekiend verbruiken" verwacht mag worden. Het college verwacht dat dit eind september het geval zal zijn. Vervolgens heeft de heer Arnoldy de mogelijkheid van de warmtepomp aan de orde gesteid en gevraagd of bij de realisatie van het plan Glip II bepaalde stimulansen zouden kunnen plaatsvinden. Spreker kan daar beves- tigend op antwoorden. Het college zal dit aspekt zeker meenémen. Het heeft zich intussen afgevraagd of ook al niet op andere plaatsen van de warmtepomp gebruik zou kunnen worden gemaakt. Ook in het kader van een eventueel multi-funktioneel sportcomplex zou de vraag onder ogen kunnen worden gezien of daar mogel i jkerwi jze e_en warmtepomp gebruikt zou kunnen worden. Het college zal daar dus zeker naar kijken en ook de beleids- groep energiebesparing houdt zich daar al ernstig mee bezig. Wat betreft Meerzicht heeft spreker er behoefte aan duidelijk te wijzen op de enorme komplexiteit van deze zaak, enerzijds de verbouwing tot wooneenheden en anderzijds de restauratie van het pand. Ieder van deze elementen heeft een eigen financiële probfematiek. Het is een gemeente- lijk gebouw en de financiële gevolgen voor de gemeente interesseren het college uiteraard in hoge mate. Gezien deze bijzondere betrokkenheid van de gemeente heeft het primair gemeend dat het de ontwikkeling van plannen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1980 | | pagina 22