90
Artikel 3.
Het heeft niet in de bedoeling van de wetgever gelegen door het schep-
pen van een wettelijke informatieplicht alle niet-wettelijk verplichte
informatieverstrekking, die vôör de inwerkingtreding van de wet plaats-
vond, voortaan in formeel-juridische banen te leiden. Het verstrekken
van informatie, hetzij door voorlichtingsambtenaren, hetzij door ambte-
naren, die functionele contacten onderhouden met particuliere personen
en insteliingen, vindt normaal voortgang. Dat kan gebeuren krachtens
een daartoe verstrekt aigemeen mandaat.
Artikel 4.
De voorschriften van deze bepaling zijn een op de gemeente toegesneden
weergave van de artikelen 2 en 3 van het Besluit openbaarheid van be-
stuur. Daarin komt het beginsel tot uitdrukking, dat een burger, die
informatie wenst, niet zeif behoeft uit te zoeken waar hij de verlang-
de informatie kan verkrijgen.
Dit beginsel blijkt in de eerste plaats uit het eerste lid, dat een
ruime omschrijving geeft van de gemeentelijke instanties, waar de bur-
ger voor zijn informatie terecht kan. Het tweede lid sluit daarop aan
door het scheppen van een verwijsplicht. Een functionaris, die een
verzoek om informatie ontvangt en daaraan niet kan voldoen, omdat hij
niet over de gewenste informatie beschikt of omdat het een aarigelegen-
heid betreft die niet tot zijn (dienst)onderdeel behoort, moet de ver-
zoeker op het juiste spoor zetten. Hij zal de verzoeker, zo enigszins
mogelijk, onmiddellijk het juiste adres moeten wijzen.
Voorkomen moet worden, dat de verzoeker van het kastje naar de muur
wordt gestuurd. Daartoe zal een eventuele verwijzing tevoren goed op
haar juistheid moeten worden getoetst.
Artikel 5.
Het lijkt praktisch voor de verzoeken om informatie, gericht tot de ge-
meenteraad, een vast adres aan te wijzen, waar deze verzoeken kunnen
worden ingediend. Dat zal een snelie behandeling ervan bevorderen, voor-
ai in die gevallen waarin verwijzing van de verzoeker naar andere instan-
ties noodzakelijk is. In aansluiting aan de regeling van artikel 73 van
de gemeentewet (opening van stukken) ligt het in de rede de burgemeester
in dit verband een centrale plaats te geven.
Artikel 7.
Iemand, die informatie wenst, heeft die informatie meestai op korte
termijn nodig. Het is daarom van belang erop toe te zien, dat op een
verzoek om informatie zo spoedig mogelijk wordt beslist. Een voorschrift,
waarbij het nemen van de beslissing door de raad op een ingekomen ver-
zoek om informatie in de regel in de eerstvolgende vergadering verplicht
wordt gesteld, lijkt dan ook op zijn plaats. De zinsnede "in de regel"
laat - in bijzondere gevallen - ruimte voor een beslissing in een late-
re vergadering. Zodanig uitstel mag er natuurlijk niet toe leiden, dat
de informatie niet binnen redelijke termijn wordt verschaft (artikel 5,
tweede lid, Besiuit openbaarheid van bestuur).
Artikel 8.
Net als bij het verstrekken van informatie door de gemeenteraad geldt
ook voor verzoeken om informatie, gericht tot de andere gemeentelijke
- 2 -
4e afd.
28 augustus 1980